Voorwoord van de schrijver

Een moeder

- met een heilige passie die moeders eigen is -

noemde haar kleintje:

haar prins, haar koning, haar schat, haar zon.

Ik dacht aan jou.

En ik begreep

- want welke vader heeft niet iets moederlijks

in zich? -

dat deze moeder niet overdreef.

Jij ... bent méér dan een schat,

je bent méér waard dan de zon,

je bent al het Bloed van Christus waard!

Waarom zou ik jouw ziel

- die van zuiver goud is -

dan niet meenemen naar de smidse,

haar met vuur en hamer bewerken,

en van dit ruwe goud een schitterend juweel maken,

om aan mijn God en jouw God aan te bieden?

Dit hoofdstuk in een andere taal