39

Ik zie mezelf als een arm, klein vogeltje dat enkel gewend is van boom tot boom te vliegen, of hooguit naar het balkon van een derde verdieping… Op een goede dag slaagt het erin het dak van een gebouw te bereiken, dat niet bepaald een wolkenkrabber is…

Plotseling wordt onze vogel gegrepen door een adelaar die hem aanziet voor een jong van zijn eigen soort. En tussen die machtige vleugels stijgt het vogeltje hoger en hoger, tot boven de bergen der aarde, boven de sneeuwtoppen, boven de witte en blauwe en roze wolken, nóg hoger zelfs, totdat het oog in oog komt te staan met de zon… Dan laat de adelaar het vogeltje los en zegt: vooruit, vlieg…!

Heer, laat ik niet weer opnieuw laag bij de grond fladderen. Laat de stralen van de goddelijke zon - Christus in de Eucharistie - mijn leven altijd verlichten! Laat mijn vlucht niet onderbroken worden, totdat ik rust vind bij uw Hart.

Dit punt in een andere taal