134

Wij moeten in onze ziel een echte afschuw voor de zonde koesteren. Heer, geef dat ik U niet meer beledig! - zeg Hem dat bij herhaling met een berouwvol hart.

Maar schrik niet als je de last van je arme lichaam en van de menselijke hartstochten voelt: het zou onnozel en domweg kinderachtig naïef zijn als je er nu pas achter zou komen dat - dat - bestaat. Je misère is geen hinderpaal, maar een aansporing om je meer met God te verenigen, om Hem voortdurend te zoeken, want Hij zuivert ons.

Dit punt in een andere taal