Het apostolaat

Zoals het geruis van de zee bestaat uit het bruisen van de afzonderlijke golven, zo bestaat de heiligheid van jullie apostolaat uit de persoonlijke deugden van ieder van jullie afzonderlijk.

Het is nodig, dat je een “mens van God“ bent, een mens van innerlijk leven, een mens van gebed en offer. - Jouw apostolaat moet zijn als het overvloeien van je leven “van binnen”.

Eenheid. - Eenheid en onderwerping. Waartoe dienen de losse onderdelen van een horloge, al zijn ze nog zo voortreffelijk, als ze mij de tijd niet aanwijzen?

Vorm geen klieken binnen jullie werk. - Dat zou een verkleining betekenen van het apostolaat; want als zo'n kliek ten slotte de leiding krijgt van een wereldwijde onderneming…, hoe snel zal dan die wereldwijde onderneming zelf een kliek worden!

Je zei ontmoedigd tegen mij: er zijn zoveel wegen. - Dat moet ook, opdat iedere mens in deze wonderbaarlijke verscheidenheid zijn eigen weg kan vinden.

Verwarring? - Kies eens voor altijd: en de verwarring zal veranderen in zekerheid.

Verheug je als je ziet, dat anderen werkzaam zijn in prachtige werken van apostolaat. - En vraag God voor hen overvloedige genaden, en dat zij aan deze genaden beantwoorden.

Vervolg dan je eigen weg, overtuigd dat er voor jou geen andere is.

Het getuigt van een verkeerde instelling als je het erg vindt, dat anderen voor Christus werken zonder met jouw werk rekening te houden. - Herinner je deze passage uit Marcus: “Meester, wij hebben iemand die niet tot de onzen behoort, in Uw naam duivels zien uitdrijven, en we hebben het hem verboden”. “Er was geen reden om hem dat te verbieden”, antwoordde Jezus, “want niemand kan wonderen doen in Mijn naam, en meteen daarna kwaad van Mij spreken. Wie niet tegen u is, staat aan uw kant”.

Het is nutteloos je in zoveel uiterlijke activiteiten te storten, als je de Liefde niet hebt. - Dat is hetzelfde als naaien met een naald zonder draad.

Hoe jammer zou het zijn, als je uiteindelijk “jouw” apostolaat beoefend had en niet “Zijn” Apostolaat!

Met vreugde zegen ik je, mijn zoon, om dat geloof in jouw zending als apostel, dat je deed schrijven: “Het lijdt geen twijfel: de toekomst is verzekerd, misschien ondanks onszelf. Maar het is nodig dat wij één zijn met het Hoofd -ut omnes unum sint!, opdat allen één zijn! - door het gebed en het offer”.

Zij die bidden en lijden, en de uiterlijke werkzaamheden aan anderen overlaten, zullen in dit leven weliswaar niet schitteren, maar hoezeer zal hun kroon glanzen in het Rijk der Hemelen! - Gezegend zij het “apostolaat van het lijden”!

Het is waar dat ik jouw discreet apostolaat “een zwijgende, maar doeltreffende zending” genoemd heb. - En ik hoef daar geen woord van terug te nemen.

Je verering voor de eerste christenen lijkt mij zo goed, dat ik al het mogelijke zal doen haar aan te moedigen, opdat jij, in navolging van hen, elke dag met meer enthousiasme dat doeltreffende apostolaat beoefent van de discretie en het vertrouwelijk gesprek.

Als je je “apostolaat van de discretie en het vertrouwelijk gesprek” in praktijk brengt, vertel me dan niet dat je niet weet wat je moet zeggen. - Want ik zal je antwoorden met de psalm: Dominus dabit verbum evangelizantibus virtute multa, de Heer legt zijn apostelen woorden in de mond die doeltreffend zijn.

De woorden die op het juiste moment in het oor van een wankelende vriend worden gefluisterd; het oriënterend gesprek dat je op passende wijze wist uit te lokken; en de deskundige raad die zijn werk aan de universiteit zal verbeteren; alsook de discrete indiscretie, waardoor je voor hem onvermoede horizonten van apostolische ijver ontsluit… Dit alles vormt het “apostolaat van het vertrouwelijk gesprek”.

“Het apostolaat van de maaltijd”; dat is de aloude gastvrijheid van de aartsvaders, met de broederlijke warmte van Betanië. - Wanneer men dit apostolaat beoefent, lijkt het alsof men Jezus in zijn midden heeft, gezeten aan het hoofd van de tafel, zoals in het huis van Lazarus.

Het is dringend noodzakelijk de volksfeesten opnieuw te kerstenen. - Bij publieke vermakelijkheden moet hoe dan ook het alternatief vermeden worden, dat ze óf kinderachtig óf heidens zijn.

Vraag de Heer om mensen die zich willen inzetten voor dit dringende apostolaat, dat wij “het apostolaat van de ontspanning” zouden kunnen noemen.

Je houdt een prachtige lofreden op “het briefapostolaat”. - Je schrijft: “Ik weet niet hoe ik het papier moet volkrabbelen met dingen die voor de ontvanger van de brief van nut zijn. Wanneer ik begin, zeg ik tegen mijn engelbewaarder, dat ik enkel schrijf om iets nuttigs te doen. En al schrijf ik dan alleen maar gekkigheden, niemand kan mij - of hem - nog de tijd afnemen, die ik besteed heb met te bidden om datgene, waarvan ik weet dat de ontvanger van de brief het het meest nodig heeft”.

“Uw brief ontving ik in een periode dat ik somber gestemd was, zonder te weten waarom. De lezing ervan gaf mij heel veel moed, omdat ik bespeurde hoe de anderen werken”. - Een ander schrijft: “Uw brieven en het nieuws over mijn broeders helpen mij. Zij zijn als een gouden droom te midden van de werkelijkheid waar wij elke dag mee te maken hebben…”. - Weer een ander: “Wat een vreugde die brieven te ontvangen en mij vriend te weten van zulke vrienden!” - En nog een brief, zo maar een uit duizend andere: “Ik heb een brief gekregen van X, en ik schaam mij bij de gedachte, wat mij nog aan geest ontbreekt, wanneer ik mij met hen vergelijk”.

Vind je ook niet dat het “briefapostolaat” doeltreffend is?

Venite post me, et faciam vos fieri piscatores hominum. Volgt mij, en ik zal mensenvissers van jullie maken. - Deze woorden van de Heer zijn niet zonder een diepe betekenis: mensen moet men, evenals vissen, bij de kop pakken.

Wat een evangelische diepgang heeft het “apostolaat van de intelligentie!”

Het is menselijk, weinig waarde te hechten aan hetgeen weinig kost. - Dit is de reden waarom ik je het “apostolaat van het niet-geven” aanbeveel.

Laat nooit na bij de uitoefening van je beroep, als je beroep het instrument van je apostolaat is, een billijke en redelijke vergoeding te vragen.

“Hebben wij soms niet het recht op onze reizen een vrouw, zuster in Jezus Christus, mee te nemen om ons bij te staan, zoals de andere apostelen doen, en de broeders van de Heer, en zelfs Petrus?”

Dit zegt St. Paulus in zijn eerste brief aan de Korintiërs. - Men mag de medewerking van de vrouw in het apostolaat niet onderschatten.

“Er volgde nu een tijd”, zo leest men in het achtste hoofdstuk van St. Lucas, “waarin Hij predikend rondtrok door steden en dorpen en het Rijk Gods verkondigde. De twaalf vergezelden Hem en ook enkele vrouwen, die van boze geesten bevrijd waren en genezen van verschillende ziekten: Maria, die Magdalena genoemd wordt, uit wie Hij zeven duivels uitgedreven had, en Johanna, de vrouw van Herodes” rentmeester Choesa, en Suzanna en verscheidene anderen, die Hem met hun vermogen terzijde stonden”.

Ik schrijf dit over. En ik bid God, dat als een vrouw dit leest, zij van heilige naijver vervuld wordt, die haar aanspoort tot daden.

De vrouw is taaier dan de man, en trouwer in het uur van het lijden. - Maria Magdalena en Maria van Klopas en Salome! Wat zou men met een groep dappere vrouwen als deze, innig verbonden met de Moeder van Smarten, aan apostolaat kunnen doen in de wereld!

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Dit hoofdstuk in een andere taal