114

Voortdurend heb ik het onderwezen met woorden uit de heilige Schrift: de wereld is niet slecht, want zij is voortgekomen uit de handen van God, want zij is zijn scheppingswerk, want Jahweh keek ernaar en zag dat het goed was (vgl. Gen 1,7 e.v.). Wij mensen zijn het die met onze zonden en ontrouw de wereld slecht en lelijk maken. Jullie hoeven er niet aan te twijfelen: voor jullie, mannen en vrouwen van de wereld, staat elke vlucht uit de eerlijke werkelijkheid van het leven van alledag haaks op de wil van God.

Jullie moeten je er nu opnieuw goed van bewust zijn, dat God jullie roept om Hem juist in en vanuit de burgerlijke, materiële, wereldlijke taken van het menselijke leven te dienen: in het laboratorium, in de operatiekamer, in de kazerne of op de leerstoel van een universiteit, in de fabriek, in de werkplaats, op het land, in de huishouding, in heel dit immense panorama van het dagelijks werk wacht God elke dag weer op ons. Beseft het goed: in elke situatie, hoe alledaags ook, is iets heiligs, iets goddelijks te vinden. Aan jullie de taak dat te ontdekken.

Aan studenten en arbeiders die ik in de jaren dertig om me heen verzamelde, zei ik altijd dat ze moesten leren het geestelijke leven te materialiseren. Ik wilde ze daarmee beschermen tegen de toen en ook nu nog zo vaak voorkomende verleiding om een soort dubbelleven te leiden: aan de ene kant het innerlijke leven, de omgang met God, en aan de andere kant, goed onderscheiden, het leven in gezin, beroep en maatschappij, een leven vol kleine aardse dingen.

Nee, mijn kinderen! Jullie mogen geen dubbelleven leiden. Als wij christenen willen zijn, kunnen wij met dat soort schizofrenie niet meedoen. Want er is maar één leven, dat uit vlees en geest bestaat, en dat ene leven moet naar lichaam en ziel geheiligd en door God vervuld worden: door deze onzichtbare God, die wij in heel zichtbare en materiële dingen ontmoeten.

Een andere weg is er niet. Of we leren de Heer in ons dagelijks leven ontdekken of we zullen Hem nooit vinden. Onze tijd heeft het nodig dat aan de materie en aan heel gewoon lijkende situaties hun edele en oorspronkelijke zin teruggegeven wordt, dat ze in dienst van Gods rijk gesteld worden en dat ze vergeestelijkt worden door er een middel en een gelegenheid van te maken om Christus voortdurend te ontmoeten.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Dit punt in een andere taal