118

Ik weet dat het eigenlijk overbodig is aan al die dingen te herinneren, die ik al vele jaren steeds herhaald heb. De grote waardering voor de persoonlijke vrijheid, voor een vreedzame samenleving en wederzijds begrip is immers een essentieel bestanddeel van de boodschap die het Opus Dei overal brengt. Daarom hoef ik niet opnieuw te bevestigen dat de mannen en vrouwen die besloten hebben Christus in het Opus Dei te dienen, gewone burgers zoals de anderen zijn, die ernaar streven om hun christelijke roeping serieus en met verantwoordelijkheid tot in de laatste consequenties in praktijk te brengen.

Niets onderscheidt de leden van het Opus Dei van hun medeburgers. Integendeel, ze hebben - afgezien van het geloof - niets met religieuzen gemeen. Ik houd van religieuzen, en ik waardeer en bewonder hun kloosterleven, hun apostolaat en hun verzaking aan de wereld, hun contemptus mundi. Het zijn andere tekenen van heiligheid in de Kerk. Maar aan mij heeft de Heer niet de roeping van religieus gegeven, en die voor mij te verlangen zou niet juist zijn. Net zo min als er een autoriteit op de wereld is die mij kan dwingen om te trouwen, net zo min kan iemand mij verplichten kloosterling te worden. Ik ben een seculier priester van Jezus Christus, een priester die hartstochtelijk van de wereld houdt.

Dit punt in een andere taal