19

U hebt wel eens gezegd dat het Opus Dei een “georganiseerde desorganisatie” is. Kunt u onze lezers de betekenis van deze uitdrukking uitleggen?

Daarmee wil ik zeggen dat de persoonlijke apostolische spontaneïteit en het vrije, door eigen verantwoordelijkheid gedragen en door de Heilige Geest geïnspireerde initiatief voor ons van fundamentele en primaire betekenis zijn. Het gaat ons niet om een door en door gestructureerde organisatie, tactische richtlijnen en van boven af opgelegde plannen.

Een minimum aan organisatie is vanzelfsprekend aanwezig. Zo is er een centraal bestuur, met zijn zetel te Rome, dat steeds collegiaal functioneert, en is er per afzonderlijk land eveneens een op collegiale leest geschoeide bestuursraad die wordt voorgezeten door een consiliarius2. Maar geheel de activiteit van deze organen beperkt zich voornamelijk tot een doel: het verlenen van de noodzakelijke steun aan de leden van het Werk in hun geestelijke leven en het verschaffen van een passende geestelijke, leerstellig-religieuze en menselijke vorming. En dan: vooruit, aan de slag! Met andere woorden: christenen, heilig alle mensenwegen, want alle hebben ze het aroma van Gods voetstappen.

Op dit punt aangekomen is de taak van de vereniging als zodanig beëindigd, die taak namelijk waarvoor de leden juist aansluiting zochten bij het Werk. Dan hoeft het Opus Dei verder niets meer te doen, kan en mag geen enkele aanwijzing meer geven. Hier begint de vrije, aan de eigen verantwoordelijkheid overgelaten, persoonlijke werkzaamheid van elk lid afzonderlijk. Ieder lid handelt met apostolische spontaneïteit en absolute persoonlijke vrijheid en vormt in geweten zijn eigen, onafhankelijk oordeel bij het nemen van concrete beslissingen. Zo zal hij trachten de christelijke volmaaktheid te bereiken en een christelijk getuigenis te geven in zijn eigen omgeving, waar hij zijn beroepswerk aan het heiligen is. Als ieder in zijn eigen leven, in de omstandigheden waarin hij zich bevindt, autonoom zijn beslissingen neemt, ontstaan vanzelfsprekend tussen de leden verschillen in opvatting, aanpak en keuzes. Het resultaat ervan is die gezegende desorganisatie, dit gerechtvaardigd en noodzakelijk pluralisme dat een essentieel kenmerk is van de goede geest van het Opus Dei en dat, naar ik altijd gemeend heb, de enige juiste en passende opvatting van het apostolaat van de leken is.

Deze georganiseerde desorganisatie komt zelfs tot uiting in de gemeenschappelijke apostolaatswerken die het Opus Dei realiseert met het doel om, ook als vereniging, christelijke oplossingen aan te dragen voor de dringende maatschappelijke problemen in de diverse landen. Zulke activiteiten en initiatieven van het Werk dienen steeds een direct apostolisch doel, dat wil zeggen, het gaat om instellingen op het gebied van onderwijs, vorming, sociale steun en dergelijke. Maar omdat het onze geest is juist te stimuleren dat de initiatieven uit de basis voortkomen, en omdat de omstandigheden, noden en mogelijkheden in elk land en in elk sociaal milieu anders zijn, laat het centrale bestuur van het Werk aan de regionale besturen van ieder land - die trouwens in feite volstrekt autonoom zijn - de verantwoordelijkheid over om die concrete apostolische activiteiten te beginnen of te stimuleren, die ieder regionaal bestuur passend vindt. Dat kan gaan van universiteiten of studentenhuizen tot medische hulpposten of beroepsopleidingen voor jonge boeren. Als een logisch resultaat hebben we nu een bont en rijkgeschakeerd mozaïek van activiteiten: een organisatorisch gedesorganiseerd mozaïek.

Opmerkingen
2

Ten tijde van het vraaggesprek, toen het Opus Dei nog niet de door de stichter gewenste juridische vorm had ontvangen, waren deze antwoorden juist en nauwkeurig. In 1982 heeft het Opus Dei de rechtsvorm van personele prelatuur gekregen, hetgeen een aantal juridische en organisatorische aanpassingen tot gevolg heeft gehad.

Dit punt in een andere taal