3

In het begrip “volk Gods” dat wij zojuist noemden, wordt het historisch karakter van de Kerk tot uitdrukking gebracht, in zoverre het om een realiteit van goddelijke oorsprong gaat, die zich op haar weg ook van veranderlijke en vergankelijke middelen bedient. Welke karaktertrekken in de persoon van de priester, zoals door het decreet Presbyterorum Ordinis omschreven, zijn volgens uw mening bijzonder belangrijk voor onze tijd?

Ik zou op een essentieel kenmerk van het priesterleven de aandacht willen vestigen, en wel op een kenmerk dat niet bepaald behoort tot de categorie van het veranderlijke en vergankelijke. Ik bedoel de volmaakte eenheid die er moet bestaan tussen de wijding en de zending van de priester, wat ook in het decreet Presbyterorum Ordinis herhaaldelijk ter sprake komt. Met andere woorden, het volmaakt samenvallen van een persoonlijk leven in vroomheid en de uitoefening van het priesterambt, van de band die de priester persoonlijk, als kind Gods met God heeft en de band die hem als herder en broeder met de evenmens bindt. Ik geloof niet dat een priester zijn ambt effectief kan vervullen als hij geen man van gebed is.

Dit punt in een andere taal