14

De apostolische zending van alle katholieken

De Kerk heiligt ons, nadat zij ons door het doopsel in haar schoot heeft opgenomen. Direct na onze geboorte in het natuurlijk leven kunnen wij al onze toevlucht zoeken bij de heiligmakende genade. "Het geloof van een christen, sterker nog, het geloof van de gehele Kerk komt het kind ten goede door de werking van de Heilige Geest die de Kerk één maakt en de goederen van de een meedeelt aan de ander" (H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae, III q68 a9 ad2). Dit bovennatuurlijk moederschap van de Kerk is een wonderbaarlijk iets, door de Heilige Geest verleend. "De geestelijke wedergeboorte, die door het doopsel bewerkstelligd wordt, lijkt op een bepaalde wijze op de geboorte naar het vlees. Kinderen immers die in de moederschoot ontvangen zijn, krijgen niet door zichzelf voedsel, maar worden door het voedsel van de moeder verzadigd. Zo ontvangen ook de kinderen die nog niet tot de jaren van het verstand gekomen zijn en als het ware in de schoot van hun Moeder de Kerk verblijven, niet uit zichzelf, maar door het handelen van de Kerk het heil" (Ibidem, III q68 a9 ad1).

De priesterlijke macht van de Kerk, die rechtstreeks van Christus afkomstig is, treedt in alle grootsheid naar voren. "Christus nu is de bron van alle priesterschap: want de priester van de Wet was zijn voorafbeelding; de priester van de nieuwe wet echter handelt in de persoon van Hem zelf, zoals geschreven staat in 2 Kor 2, 10: En wat ik vergeven heb —zo ik tenminste iets te vergeven heb— dat heb ik om uwentwille in de persoon van Christus vergeven" (Ibidem, III q22 a4 c).

De verlossende bemiddeling tussen God en de mens wordt in de Kerk voortgezet door het sacrament van het priesterschap, dat mensen de macht verleent —door haar sacramentele karakter en de daaruit voortvloeiende genade— te handelen in naam van Jezus Christus tot heil van alle mensen. "Dat de één een handeling kan stellen die de ander niet kan stellen, komt niet voort uit een verschil in goed of kwaad, maar uit de verkregen macht die de een wel bezit en de ander niet. Omdat nu de leek niet de macht ontvangen heeft om te consacreren, kan hij, hoe groot zijn persoonlijke goedheid ook is, geen consecratie bewerkstelligen" (H. Thomas van Aquino, In IV Sent, d13 q1a1).

Dit punt in een andere taal