15

In de Kerk bestaat een veelheid aan ambten, maar er is slechts één enkel doel: de heiliging van de mensen. Aan die taak hebben op de een of andere manier alle gelovigen deel door het bij doopsel en vormsel ontvangen merkteken. Allen moeten wij ons verantwoordelijk voelen voor deze zending van de Kerk: de zending van Christus. Wie niet ijvert voor de verlossing van de zielen, wie niet zorgt al zijn krachten in te zetten om de naam en de leer van Christus bekend en bemind te maken, zal niets begrijpen van de apostoliciteit van de Kerk.

Een passief katholiek is nog niet zover, dat hij begrijpt wat Christus van ons allen verlangt. Een katholiek die 'zijn eigen gang gaat' en zijn ogen niet gericht heeft op het heil van de anderen, bemint niet met het hart van Jezus. Het apostolaat is niet een zending die uitsluitend aan de hiërarchie, de priesters en kloosterlingen toekomt. De Heer roept ons allemaal, om in voorbeeld en woord, werktuigen te zijn van die genadestroom die opspringt tot het eeuwig leven.

Altijd als we de Handelingen van de Apostelen lezen, raakt ons de stoutmoedigheid, het vertrouwen in hun zending en de opofferingsgezinde blijmoedigheid van de leerlingen van Christus. Zij vragen niet om mensenmenigten. Maar ook als er menigten komen, richten zij zich concreet tot elke ziel apart, tot elke mens, een voor een: Filippus tot de Ethiopiër (vgl. Hand 8, 26-40); Petrus tot de honderdman Cornelius (vgl. Hand 10, 1-48); Paulus tot de proconsul Sergius Paulus (vgl. Hand 13, 6-12).

Zij hebben geleerd van de Meester. Denk eens aan de parabel van de werkers die midden op het marktplein wachtten tot zij ingehuurd werden. Toen de eigenaar van de wijngaard kwam en de dag al een flink stuk verstreken was, ontdekte hij dat er nog steeds dagloners met de armen over elkaar stonden: Wat staat ge heel de dag werkloos? … Niemand heeft ons gehuurd (Mat 20, 6-7). Laat dat een katholiek niet overkomen; laat het niet gebeuren dat iemand uit zijn omgeving zou kunnen zeggen, dat hij niet over Christus heeft horen spreken, omdat niemand Hem verkondigd heeft.

Mensen denken regelmatig dat niets hen weerhoudt het zonder God te stellen. Zij bedriegen zichzelf. Ook al weten zij het niet, zij liggen als die lamme in de badinrichting bij de Schaapspoort, niet in staat naar het genezende water toe te gaan, naar de leer die blijdschap brengt in de ziel. Zo vaak is het de schuld van katholieken. Die mensen zouden ook kunnen zeggen: hominem non habeo (Joh 5, 7), er is niet één mens die mij helpt. Iedere christen moet apostel zijn, omdat God, die niemand nodig heeft, toch ons nodig heeft. Hij rekent erop dat wij ons toeleggen op het verbreiden van zijn verlossende leer.

Dit punt in een andere taal