18

Moeilijke ogenblikken

Het is nodig dat wij met grote regelmaat, zodat het nooit uit onze geest verdwijnt, overwegen dat de Kerk een groot en diep mysterie is. Wij zullen het hier op aarde niet kunnen bevatten. Als het verstand het zonder verdere hulp alleen zou willen verklaren, zou het slechts de verzameling mensen zien, die bepaalde voorschriften nakomt en op gelijke wijze denkt. Dat zou echter niet de Kerk zijn.

In de heilige Kerk vinden katholieken geloof, hun gedragsnormen, hun gebed, de betekenis van broederschap; de gemeenschap met alle broeders en zusters die al gestorven zijn en die, om gezuiverd te worden, lijden in het vagevuur —de lijdende Kerk—; en met hen —de zegevierende Kerk— degenen die de vreugde al kennen van de zalige aanschouwing, in het voor eeuwig beminnen van de driewerf heilige God. De Kerk is in ons midden en overstijgt tegelijkertijd de geschiedenis. De Kerk die geboren is onder de schutsmantel van Maria en haar altijd —op aarde en in de hemel— als haar moeder zal blijven loven.

Laten wij ons geloof in het bovennatuurlijk karakter van de Kerk versterken. Laten wij het, als het nodig is, uitbazuinen, want er zijn er in deze dagen velen —zelfs op hoge posten binnen de Kerk— die deze hoofdwaarheden vergeten zijn en een beeld willen schilderen van een Kerk die niet één is; die niet heilig is; die niet apostolisch kan zijn, omdat zij niet op de rots van Petrus steunt; die niet katholiek is, omdat zij doorploegd is met onwettige particularismen en menselijke grillen.

Dat is niets nieuws. Nadat zij door onze Heer Jezus Christus gesticht was, is zij voortdurend aan vervolging blootgesteld geweest. De aanvallen werden in andere tijden misschien openlijk ingezet. Tegenwoordig gaat het, in veel gevallen, om een achterbakse vervolging. Evengoed als vroeger blijft men vandaag de Kerk bestrijden.

Ik zeg u nog eens, dat ik noch qua aard, noch uit gewoonte een pessimist ben. Hoe zou ik pessimist kunnen zijn, aangezien onze Lieve Heer beloofd heeft met ons te zijn tot aan het einde der tijden (vgl. Mat 28, 20)? De uitstorting van de Heilige Geest vormde, in de bijeenkomst van de leerlingen in de zaal van het Cenakel, het eerste publiekelijk naar buiten treden van de Kerk (Leo XII, Encycliek Divinum illud munus, AAS 29, p. 648: "De Kerk die al ontvangen en uit de zijde van de tweede Adam, die als het ware sliep aan het kruis, geboren was, verscheen voor het eerst op opvallende wijze onder de ogen der mensen op die gedenkwaardige dag van Pinksteren. Op diezelfde dag begon de Heilige Geest in het mystieke lichaam van Christus zijn weldaden uit te delen.").

God onze Vader —deze Vader vol liefde, die ons verzorgt als zijn oogappel (vgl. Deut 32, 10), zoals de heilige Schrift op beeldende wijze zegt om het ons te doen begrijpen— houdt nooit op met het, door de Heilige Geest, heiligen van de door zijn allerbeminnelijkste Zoon gestichte Kerk. De Kerk beleeft tegenwoordig echter moeilijke dagen. Voor de zielen zijn het jaren van ontwrichting. Kreten van verwarring klinken op van alle kanten. Met veel bombarie komen alle dwalingen die er in de loop der eeuwen geweest zijn weer terug.

Dit punt in een andere taal