30

De Kerk is, door de wil van God, een hiërarchische instelling. Het Tweede Vaticaans Concilie noemt haar een "hiërarchisch georganiseerde maatschappij" (Tweede Vaticaans Concilie, Dogmatische constitutie Lumen gentium, 8), waarin "de bedienaars… bekleed zijn met een gewijde macht" (Ibidem, 18). De hiërarchie is niet alleen verenigbaar met vrijheid, zij staat juist ten dienste van de vrijheid van de kinderen van God (vgl. Rom 8, 21).

De term democratie heeft geen betekenis in de Kerk die hiërarchisch is —daar blijf ik bij— omdat God het wil. Hiërarchie betekent juist heilig bestuur en gewijde orde, en op geen enkele wijze menselijke willekeur of mensonterend despotisme. De Heer heeft de Kerk volgens een hiërarchische orde gestructureerd, die niet mag ontaarden in tirannie, want gezag uitoefenen is, net als gehoorzamen, dienen.

In de Kerk heerst gelijkheid. Eenmaal gedoopt zijn wij allen gelijk, want wij zijn kinderen van dezelfde God, onze Vader. Onder gedoopten is er geen verschil tussen de paus en wie het laatst in de Kerk is ingelijfd. Die radicale gelijkheid betekent niet dat de inrichting van de Kerk, in die zaken die door Christus werden ingesteld, kan worden gewijzigd. Door de uitdrukkelijke wil van God hebben we een verscheidenheid aan taken, die verschillende vaardigheden veronderstellen. In het geval van de gewijde bedienaars is dat een onuitwisbaar merkteken dat door het sacrament van het priesterschap geschonken wordt. Aan de top van deze orde staat de opvolger van Petrus en, met en onder hem, alle bisschoppen; met als drievoudige opdracht: heiligen, besturen en onderrichten.

Dit punt in een andere taal