31

Excuseer me dat ik erop blijf hameren: de waarheden van het geloof en de zedenleer worden niet bij meerderheid van stemmen vastgesteld. Zij vormen het depositum fidei, de geloofsschat die door Christus aan alle gelovigen is nagelaten en aan het leergezag van de Kerk is toevertrouwd om op authentieke wijze te leren en uiteen te zetten.

Het zou een misvatting zijn te denken dat, nu de mensen zich misschien meer bewust zijn van de banden van solidariteit die hen onderling verenigen, de constitutie van de Kerk aanpassing aan de huidige tijd zou behoeven. De tijden zijn niet van de mensen, of zij nu tot de clerus behoren of niet. De tijden zijn van God, de Heer der geschiedenis. En de Kerk kan de zielen zaligheid verschaffen onder voorwaarde dat zij in haar structuur, in haar dogma's en zedenleer, Christus trouw blijft.

Laten wij toch vooral de gedachte verwerpen dat de Kerk —met voorbijgaan aan de bergrede— het menselijk geluk op aarde zoekt, want wij weten dat haar enige taak bestaat in het brengen van de zielen naar de eeuwige glorie van het paradijs. Laten wij elke naturalistische oplossing verwerpen die geen waarde hecht aan de fundamentele rol van de goddelijke genade. Laten wij de materialistische opvattingen afwijzen die de geestelijke waarden in het leven van de mens naar de achtergrond willen laten verdwijnen. Laten wij ook de seculariserende theorieën afwijzen die de geestelijke doeleinden van de Kerk willen vereenzelvigen met die van de wereldlijke staten, waarmee zij het wezen, de instituties, het optreden van de Kerk verwarren met soortgelijke karakteristieken van de tijdelijke samenleving.

Dit punt in een andere taal