43

In één woord: van de priester wordt gevraagd te leren Christus' aanwezigheid in hem niet te hinderen, met name op die momenten waarop hij het offer van het lichaam en het bloed voltrekt en wanneer hij bij de sacramentele, geheime oorbiecht, in naam van God, zonden vergeeft. De bediening van deze beide sacramenten is van zo groot belang in de zending van de priester, dat alles daarom moet draaien. Andere priesterlijke taken —verkondiging en geloofsonderricht— zouden geen grondslag hebben, als zij niet gericht waren op het leren met Christus om te gaan, Hem te ontmoeten voor de liefdevolle rechtbank van de biecht en in de onbloedige hernieuwing van het offer van Calvarië in de heilige Mis.

Sta me toe nog iets langer stil te staan bij het heilig Misoffer, want als dat —voor ons— het middelpunt en de wortel van ons geestelijk leven moet zijn, dan op wel heel bijzondere wijze voor de priester. Een priester die, schuldig, niet dagelijks het heilig Misoffer opdraagt (vgl. Ibidem, 13), zou weinig blijk geven God lief te hebben. Het zou zijn alsof hij Christus voor de voeten wierp diens verlossingsijver niet te delen en zijn ongeduld, om Zich weerloos als voedsel voor de ziel over te leveren, niet te begrijpen.

Dit punt in een andere taal