7

Het zou van weinig rijpheid getuigen als iemand, in verband met de aanwezigheid van gebreken en kleine foutjes bij een of ander lidmaat van de Kerk —hoe hoog die misschien op grond van functie gestegen is— zijn geloof in de Kerk en in Christus zou voelen verminderen. De Kerk wordt noch door Petrus, noch door Paulus, noch door Johannes geleid; Zij wordt geleid door de Heilige Geest. En de Heer heeft beloofd dat Hij aan haar zijde zal blijven, alle dagen tot aan de voleinding der wereld (Mat 28, 20).

Luister naar wat Thomas van Aquino hierover zegt, als hij spreekt over het ontvangen van de sacramenten die oorzaak en teken zijn van de heiligmakende genade: "Wie tot de sacramenten nadert, ontvangt deze stellig van de bedienaar van de Kerk, maar niet in zoverre deze persoon is, maar in zoverre hij bedienaar van de Kerk is. Daarom zal, nu de Kerk toestaat dat hij zijn ambt uitoefent, degene die uit zijn handen het sacrament ontvangt, niet delen in de zonden van de onwaardige dienaar. Hij communiceert immers bij de Kerk die een mens als bedienaar heeft" (H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae, III q64 a6 ad2). Wanneer de Heer toelaat dat de menselijke zwakte naar buiten treedt, moet onze reactie dezelfde zijn als bij het zien van een zieke of harteloos behandelde moeder: meer van haar houden, haar meer uit- en inwendige blijken van tedere genegenheid geven.

Als wij van de Kerk houden, zullen wij er nooit een ziekelijk belang aan hechten de zwakheden van sommige van haar kinderen naar buiten te brengen als de fouten van de Moeder. De Kerk, de Bruid van Christus, hoeft geen mea culpa aan te heffen. Wij wel: mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa! Het enige ware mea culpa is de persoonlijke schuldbekentenis, niet het signaleren en moedwillig overdrijven van de menselijke fouten van sommige geloofsgenoten, alsof deze fouten persoonlijk de heilige Kerk aan te rekenen zijn. Die fouten zullen zover kunnen gaan als de mensen vermogen, maar nooit zover dat wat wij de oorspronkelijke en constitutieve heiligheid van de Kerk noemen, vernietigd of zelfs maar geraakt wordt.

God onze Heer heeft de Kerk inderdaad vergeleken met een dorsvloer, waar het stro opgestapeld is samen met de tarwe waaruit brood gemaakt zal worden voor de tafel en voor het altaar. Hij heeft de Kerk vergeleken met een sleepnet ex omni genere piscium congreganti (Mat 13, 47), dat vissen van allerlei soort bijeenbracht; goede vissen en slechte vissen die later weggegooid zullen worden.

Dit punt in een andere taal