111

Hebt u zich nooit afgevraagd —gedreven door een heilige nieuwsgierigheid— hoe Christus die verkwisting van liefde tot het einde toe doorvoerde? Nog eens krijgen we antwoord van de heilige Paulus: Hij die bestond in goddelijke majesteit, heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God: Hij heeft zich van zichzelf ontdaan en het bestaan van een slaaf aangenomen (Fil 2, 6­7). Kinderen, wij kunnen slechts vervuld van dankbaarheid tegenover dit mysterie staan en er de les uit trekken, dat alle macht, alle majesteit, alle schoonheid, alle oneindige harmonie van God, zijn grote en onmetelijke rijkdom, kortom de gehele éne God in de mensheid van Christus verborgen aanwezig is gebleven om ons te dienen. De Almachtige verschijnt onder ons vastbesloten zijn heerlijkheid voor een tijd te verduisteren om de verlossende ontmoeting met zijn schepselen te vergemakkelijken.

Niemand heeft, schrijft de evangelist Johannes, ooit God gezien. De eniggeboren Zoon, die in de schoot van de Vader is, heeft Hem doen kennen (Joh 1, 18) door voor de verbaasde blikken van de mensen te verschijnen. Eerst in Bethlehem als een pasgeborene; dan een kind als alle andere; later in de Tempel als een verstandige, wakker opgroeiende jongen; en tenslotte als de beminnelijke en aantrekkelijke Meester die de harten van de menigten, die Hem enthousiast volgen, in beroering brengt.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Dit punt in een andere taal