114

Weest er vanuit deze visie van overtuigd, dat als we de Heer werkelijk van nabij willen volgen en aan God en de gehele mensheid een echte dienst willen bewijzen, we ons in ernst zullen moeten onthechten aan het eigen ik: onthechting aan verstandelijke vermogens, aan gezondheid, aan aanzien, aan nobele ambities, aan overwinningen en succes.

Hierbij doel ik ook —want zover moet uw beslissing gaan— op die verheven idealen waardoor we enkel en alleen de eer en lof van God nastreven. We moeten onze wil dan ijken op de volgende heldere en nauwkeurige maat: Heer, ik zou dit of dat willen doen, maar alleen als het U behaagt, want waarom zou ik me ermee bezighouden als het U niet behaagt! Zo brengen we de doodsteek toe aan het egoïsme en de ijdelheid die in ieders geweten binnensluipen. En zo verkrijgen we tegelijkertijd de ware vrede van de ziel, met een onthechting die uitloopt op het volledige bezit van God, steeds intiemer, steeds intenser.

Om Christus na te kunnen volgen moet ons hart geheel vrij zijn van verknochtheden. Wie mijn volgeling wil zijn, moet mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen. Want wie zijn leven wil redden, hij zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden. Wat voor nut heeft het voor de mens heel de wereld te winnen, als dit ten koste gaat van zijn eigen leven? (Mat 16, 24­26). De heilige Gregorius gaat daar nader op in: “Het is niet voldoende afstand te doen van de aardse goederen, als we niet ook onszelf verloochenen. Maar… waar gaan we zonder onszelf naar toe? Wat betekent deze onthechting, als we onszelf daarin verliezen? Weet echter: enerzijds zijn wij gevallen door onze zonden, anderzijds zijn we gevormd door God. We zijn geschapen in een bepaalde gesteldheid, door ons eigen toedoen bevinden we ons nu in een andere, daarvan onderscheiden toestand. We moeten de toestand waartoe we door de zonden verworden zijn, ontvluchten en de gesteldheid waarin de genade ons gebracht heeft, handhaven. Zo heeft wie hoogmoedig was en in zijn bekering tot Christus nederig werd, zichzelf reeds verloochend; wie ontuchtig was en een kuis leven gaat leiden, heeft verloochend wat hij vroeger was; wie gierig was en niet meer begeert, maar begint royaal te zijn met het zijne, heeft zichzelf beslist verloochend” (H. Gregorius de Grote, Homiliae in Evangelia, 32, 2 (PL 76, 1233)).

Verwijzingen naar de H. Schrift
Dit punt in een andere taal