115

De christen is heer en meester over zichzelf

De Heer verlangt van ons, dat we edelmoedig van hart en oprecht in onthechting zijn. Dat zullen we bereiken als we vastberaden de ankerkabels of de dunne draden, die ons binden aan ons eigen ik, losknopen. Ik maak er voor u geen geheim van, dat een dergelijk besluit een voortdurende strijd vergt. We moeten ons verstand en onze eigen wil voorbijstreven. Kortom, het eist een onthechting die moeilijker is dan het opgeven van de meest begeerde materiële goederen.

De onthechting die de Meester preekt en die Hij van alle christenen verwacht, sluit ook onontkoombaar in, dat we er uiterlijk blijk van geven. Christus coepit facere et docere (Hand 1, 1), begon met handelen en onderrichten. Voordat Hij zijn leer met woorden preekte, verkondigde Hij die met daden. U hebt gezien, dat Hij geboren is in een stal, zonder ook maar iets te hebben. Voor zijn eerste slaap op aarde werd hij op stro in een kribbe neergelegd. En verder herinnert u zich uit de jaren van zijn apostolische tochten, om maar eens één voorbeeld te geven, de ondubbelzinnige waarschuwing die Hij gaf aan een van de mensen die Hem wilden volgen: De vossen hebben holen en de vogels hebben hun nesten, maar de Mensenzoon heeft niets, waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten (Luc 9, 58). En laten we niet vergeten stil te staan bij dat voorval uit het evangelie, waar de apostelen om hun honger te temperen onderweg op een sabbat een paar korenaren plukken (vgl. Mar 2, 23).

Dit punt in een andere taal