161

Ik maak er geen geheim van dat ik, als ik corrigerend moet optreden of een beslissing moet nemen die verdriet zal veroorzaken, vooraf, tijdens en nadien lijd: en ik ben echt niet overgevoelig. Ik troost me met de gedachte dat alleen dieren niet huilen: gehuild wordt er door ons, mensen, door de kinderen Gods. Ik begrijp dat ook u zich op bepaalde ogenblikken ongelukkig zult voelen bij het ten einde toe trouw vervullen van uw plicht. Vergeet alstublieft niet, dat het makkelijker is —maar dat is een vergissing— tot elke prijs het lijden te ontlopen met het excuus de naaste niet voor het hoofd te willen stoten. Heel vaak is een dergelijke terughoudendheid de dekmantel voor een schandelijke vlucht voor eigen smart. Het is immers gewoonlijk niet aangenaam een ernstige berisping uit te delen. Denk er wel aan, mijn kinderen, dat de hel vol zit met gesloten monden.

Er luisteren nu verscheidene artsen naar mij. Neem me niet kwalijk dat ik weer een voorbeeld op het medische vlak geef. Misschien sla ik wel een flater, maar als ascetische vergelijking gaat het wel op. Wil men een open wond verzorgen, dan moet men die eerst schoonmaken, met een flink stuk eromheen. De chirurg weet maar al te goed, dat dit pijn doet; maar als hij die behandeling overslaat, zal de pijn later erger zijn. Dan wordt er onmiddellijk een ontsmettingsmiddel opgedaan. Dat schrijnt —pikt zeiden wij thuis— doet pijn, maar er is geen andere behandelingswijze tegen het ontsteken van de wond.

Als het voor de lichamelijke gezondheid duidelijk is dat die middelen toegepast moeten worden, ook al gaat het om schaafwondjes van de oppervlakkigste soort, dan moeten wij als het gaat om de grote zaken van de ziel —de gevoelige plekken in het bestaan van een mens— wassen, insnijden, gladstrijken, ontsmetten, lijden. De verstandigheid vergt van ons dat we dusdanig ingrijpen en onze plicht niet uit de weg gaan, want wie daarmee schippert geeft blijk van een gebrek aan bedachtzaamheid en pleegt een zware aanslag op de rechtvaardigheid en de sterkte.

Wees ervan overtuigd dat een christen, als hij werkelijk streeft naar een rechtschapen optreden tegenover God en tegenover de mensen, alle deugden nodig heeft, tenminste in aanleg. Vader —vraagt u mij— en mijn zwakheden? Ik geef u dit antwoord: Kan een arts die ziek is, iemand anders niet behandelen, ook al lijdt hij aan een slepende kwaal? Verhindert zijn ziekte hem voor anderen een adequaat recept uit te schrijven? Duidelijk niet. Voor een goede behandeling hoeft hij alleen maar de juiste kennis te hebben en toe te passen, met dezelfde instelling als waarmee hij zijn eigen ziekte bestrijdt.

Dit punt in een andere taal