248

Mondgebeden en inwendig gebed

Mondgebeden zijn als edelstenen gevat in het stramien van een leven door het geloof bezield. De formulering is van God: Onze Vader…, Wees gegroet, Maria…, Eer aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Die kroon van lofzangen voor God en voor onze Moeder vinden we in de rozenkrans en in even zovele andere van vroomheid doortrokken aanroepingen die onze christenbroeders sinds de eerste tijden uitgesproken hebben.

De heilige Augustinus becommentariëert vers 3 van psalm 85: Heer, ontferm U over mij, want ik heb de hele dag tot U geroepen, en niet slechts één dag. En dan schrijft hij: “voor 'de hele dag' moet men lezen 'elk moment, zonder onderbreking…' Een en dezelfde mens zal zich tot het einde der wereld laten horen. Het zijn immers ledematen van Christus die roepen. Deels rusten ze al in Hem; deels roepen ze Hem nu aan; en deels zullen ze Hem smeken als wij overleden zijn. Daarna zullen weer anderen het smeekgebed voortzetten” (H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos, 85, 5 (PL 37, 1085)). Wordt u niet getroffen door de mogelijkheid deel te nemen aan dit eerbewijs aan de Schepper dat door de eeuwen heen voortgezet wordt? Wat is de mens groot, als hij zich ervan bewust is dat hij het uitverkoren schepsel van God is, dat hij tota die, de hele dag, op elk moment van zijn aardse pelgrimstocht tot Hem zijn toevlucht kan nemen.

Dit punt in een andere taal