251

Een personage meer

In de dertig jaar van mijn priesterschap heb ik met vasthoudendheid gewezen op de noodzaak van het gebed en op de mogelijkheid het bestaan tot een ononderbroken smeekbede te maken. Er zijn toen ook mensen geweest die me gevraagd hebben: ?Maar is het wel mogelijk altijd zo te handelen?? Dat is het. De vereniging met Onze Heer zondert ons niet af van de wereld, verandert ons niet in vreemde wezens die buiten de loop der dingen staan.

God heeft ons geschapen. Hij heeft ons verlost. Hij houdt zoveel van ons, dat Hij zijn eniggeboren Zoon voor ons overhad (vgl. Joh 3, 16). Hij wacht op ons —elke dag— zoals de vader van de parabel wacht op zijn verloren zoon (vgl. Luc 15, 11­32). Als dat allemaal waar is, zou Hij er dan niet verlangend naar uitzien dat we Hem vol liefde tegemoet treden? Het zou wel heel vreemd zijn als we niet met God zouden spreken, ons van Hem af zouden wenden, Hem zouden vergeten, ons bezig zouden houden met werkzaamheden die niets te maken hebben met de ononderbroken impulsen van de genade.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Dit punt in een andere taal