256

De roeping van de christen, dat persoonlijke appel van de Heer, brengt ons ertoe ons met Hem te vereenzelvigen. Maar we moeten niet vergeten, dat Hij op de wereld is gekomen om alle mensen vrij te kopen, omdat Hij wil, dat alle mensen gered worden (1 Tim 2, 4). Er is geen ziel ter wereld waarin Christus geen belang stelt. Elke ziel heeft Hem de prijs van zijn bloed gekost (vgl. 1 Petr 1, 18­19).

Nu ik dat overweeg, schiet me het gesprek van de apostelen met de Meester te binnen, vlak voor het wonder van de broodvermenigvuldiging. Een grote menigte heeft Christus vergezeld. De Heer slaat de ogen op en vraagt Filippus: Hoe moeten wij brood kopen om deze mensen te laten eten? (Joh 6, 5). Filippus antwoordt na een snelle rekensom: Wil ieder ook maar een klein stukje krijgen, dan is voor tweehonderd denariën brood nog te weinig (Joh 6, 7). Ze hadden dat geld niet en moesten hun toevlucht nemen tot een noodoplossing: Een van zijn leerlingen, Andreas, de broer van Simon Petrus, merkte op: Er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen, maar wat betekent dat voor zo'n aantal? (Joh 6, 8­9).

Dit punt in een andere taal