276

Het goddelijk moederschap van Maria is de wortel van alle volmaaktheden en voorrechten waarmee zij getooid is. Op die titel werd zij onbevlekt ontvangen en is zij, vol van genade, steeds maagd gebleven, met ziel en lichaam ten hemel opgenomen en gekroond tot koningin van de hele schepping, boven de engelen en heiligen. Alleen God staat boven haar. “Vanwege het feit dat zij de moeder van God is, bezit de heilige Maagd een waardigheid die in zeker opzicht oneindig is, afgeleid van het oneindige goed dat God is” (H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae, I q25 a6 ad4). Er bestaat geen gevaar voor overdrijving. Wij zullen dit onuitsprekelijke mysterie nooit voldoende doorgronden; wij kunnen onze Moeder nooit genoeg dankzeggen voor die innige omgang met de Drie-eenheid die zij ons heeft geschonken.

Wij waren zondaars en vijanden van God. De verlossing bevrijdt ons niet alleen van de zonde, verzoent ons niet alleen met de Heer: zij maakt ons tot kinderen, schenkt ons een Moeder, diezelfde die het Woord heeft voortgebracht in zijn Mensheid. Bestaat er een grotere overvloed, grotere overdaad aan liefde? God wenste vurig ons te verlossen. Hij beschikte over vele middelen om volgens zijn oneindige wijsheid zijn allerheiligste Wil ten uitvoer te brengen. Hij koos er een, waardoor elke twijfel aan ons heil en onze verheerlijking wordt weggevaagd. “Zoals de eerste Adam niet geboren is uit een man en een vrouw, maar gevormd uit de aarde, zo heeft ook de laatste Adam, die de kwetsuur van de eerste moest genezen, een lichaam aangenomen in de schoot van de Maagd, om naar het vlees gelijk te zijn aan het vlees van diegenen die hebben gezondigd” (H. Basilius, Commentarius in Isaiam, 7, 201 (PG 30, 466)).

Dit punt in een andere taal