302

In het werkelijk bewonderen en beminnen van de Allerheiligste Mensheid van Jezus zullen wij een voor een zijn wonden ontdekken. En in die ogenblikken van lijdelijke loutering, moeizame harde momenten, met zoete en bittere tranen die wij trachten te verbergen, zullen wij ons genoopt voelen ons in elk van die allerheiligste wonden te nestelen: om ons te louteren, ons te verheugen in dat verlossende Bloed, ons te sterken. Als de duiven uit het Hooglied (vgl. Hoogl 2, 14), die bij de storm onderdak vinden in de rotsspleten, zullen wij onze toevlucht tot Hem nemen. Zijn wonden zullen onze wijkplaats zijn, daar zullen wij de intimiteit van Christus vinden. Wij zullen zien dat zijn wijze van spreken vredig is en zijn gelaat schoon (vgl. Ibidem). “Zij immers die weten dat zijn stem aangenaam en beminnelijk is, zij hebben de genade van het evangelie ontvangen, waardoor zij zeggen: Gij hebt woorden van eeuwig leven” (H. Gregorius van Nyssa, In Canticum Canticorum homiliae, 5 (PG 44, 879)).

Verwijzingen naar de H. Schrift
Dit punt in een andere taal