52

Ik wijs u er nog eens op, dat ons weinig tijd rest: tempus breve est (1 Kor 7, 29). De tijd is kort, omdat het leven hier op aarde kort is en omdat we, met alle middelen binnen handbereik, alleen maar onze goede wil nodig hebben om de gelegenheden die God ons geboden heeft te benutten. Met de komst van Onze Heer op deze wereld is de gunstige tijd, de dag van het heil (2 Kor 6, 2) voor ons en voor allen aangebroken. Laat het niet zo zijn dat God onze Vader ons het verwijt moet maken dat Hij al uitgesproken heeft door de mond van Jeremia: Zelfs de ooievaar weet zijn tijd, de tortel, de zwaluw en de reiger hebben een vaste tijd voor hun trek; maar mijn volk weet niet wat Jahwe wil (Jer 8, 7).

Er bestaan geen verkeerde of ongunstige dagen. Alle dagen zijn goed om God te dienen. Slechte dagen komen alleen te voorschijn, doordat de mens ze verspilt door zijn gebrek aan geloof, door zijn traagheid, door zijn ledigheid, die hem ertoe brengen niet met God en voor God te werken. Loven wil ik de Heer te allen tijde! (Ps 34, 2). De tijd is een schat die wegvloeit, die vliedt, die door onze handen stroomt als water over de rotsen. Gisteren is verleden, vandaag gaat voorbij. Morgen zal snel in gisteren verkeren. De duur van een leven is heel gering. Toch kunnen we in die korte tijdsspanne heel wat bereiken, uit liefde voor God!

Geen enkel excuus telt. De Heer heeft ons rijk bedeeld. Hij heeft ons vol geduld onderwezen. Hij heeft ons zijn geboden uiteengezet met zijn parabels. Hij bleef bij ons aandringen zonder zich rust te gunnen. Hij kan aan ons net als aan Filippus vragen: Ik ben al zolang bij u en gij kent mij nog niet, Filippus? (Joh 14, 9). Het moment is gekomen om werkelijk aan de slag te gaan, elk moment van de dag te benutten en graag en blij de last van de dag en de brandende hitte (Mat 20, 12) te verduren.

Dit punt in een andere taal