56

Als we onze aandacht richten op de lofprijzingen van de mensen die van Jezus' leven getuige waren, dan is er een die in zekere zin alle andere omvat. Ik heb het over die uitroep met een intonatie van verwondering en geestdrift die de menigte spontaan herhaalde toen deze verbluft zijn wonderen meemaakte: bene omnia fecit (Mar 7, 37), Hij heeft alles wel gedaan: de grotere wonderen en de mindere, alledaagse dingen die niemand versteld deden staan, maar die Christus deed met de volheid van hem die is perfectus Deus et perfectus homo (Symbolum Quicumque), volmaakt God en volmaakt mens.

Aan het hele leven van de Heer ben ik verknocht. Toch heb ik in het bijzonder een zwak voor die dertig jaren van zijn verborgen leven in Betlehem, in Egypte en in Nazaret. Die tijd, die lange tijd, waarover in het evangelie nauwelijks gesproken wordt, lijkt geen bijzondere betekenis te hebben in de ogen van iemand die deze jaren oppervlakkig bekijkt. En toch heb ik altijd vastgehouden aan de overtuiging dat dit stilzwijgen over het levensverhaal van de Meester heel welsprekend is, dat het een schat aan lessen bevat voor de christenen. Het waren intense jaren van werken en gebed, jaren waarin Jezus Christus een gewoon leven leidde —zoals het onze, als we willen— goddelijk en menselijk tegelijk; in die eenvoudige en onbekende werkplaats doet Hij, zoals later ten overstaan van de menigte, alles tot in de perfectie.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Dit punt in een andere taal