88

Niet de mens die zich nooit vergist, is verstandig, maar hij die zijn fouten weet goed te maken. Hij is verstandig, omdat hij het liever twintig keer mis heeft dan dat hij vervalt in een gemakkelijk 'als ik niets doe, doe ik niets fout'. Hij handelt niet dom en overijld of met zotte roekeloosheid, maar is zich het risico van zijn beslissingen bewust en ziet niet, uit angst niet te slagen, ervan af het goede te verwerven. We leren in ons leven evenwichtige vrienden en collega's kennen die objectief zijn, die niet uit hartstocht de weegschaal naar de kant van hun gemak laten doorslaan. In die mensen hebben wij, bijna instinctief, vertrouwen omdat ze zich zonder aanmatiging en zonder koude drukte steeds goed en rechtschapen gedragen.

Zonder deze hartversterkende deugd kan de christen niet leven, maar de laatste doeleinden van de verstandigheid liggen niet in sociale harmonie of in de zekerheid geen spanningen te veroorzaken. Het einddoel is het vervullen van de Wil van God die wil dat we eenvoudig zijn, maar niet kinderachtig; vrienden van de waarheid, maar nooit onbezonnen of lichtzinnig. Het hart van de verstandige zal kennis bezitten (Spr 18, 15). Het is het kennen van de liefde van God, het laatste weten, de kennis die ons redden kan door alle schepselen de vruchten van vrede en begrip te brengen en, aan elke ziel, het eeuwig leven.

Dit punt in een andere taal