Lijst van punten

Er zijn 7 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Rijpheid.

Natuurlijke deugden

Een bepaalde laïcistische mentaliteit en een andere denkwijze die we 'piëtistisch' kunnen noemen, treffen elkaar in zoverre ze de christen niet als een gehele en complete mens zien. Volgens de eerste zouden de eisen van het evangelie de menselijke kwaliteiten verstikken; volgens de andere brengt de geschonden menselijke natuur de zuiverheid van het geloof in gevaar. Het resultaat is hetzelfde: het miskennen van de diepte van de Menswording van Christus, ontkennen dat het Woord is vlees —mens— geworden en onder ons gewoond heeft (vgl. Joh 1, 14).

Uit mijn ervaring als mens, als christen en als priester weet ik volstrekt het tegendeel: er bestaat geen hart —al is het nog zo bevlekt met zonden— dat niet —zoals het kooltje onder de as— een glimp van edelmoedigheid bevat. En wanneer ik bij deze harten aanklopte, een voor een en met het woord van Christus, hebben ze altijd geantwoord.

In deze wereld hebben veel mensen geen omgang met God. Het zijn schepsels die misschien het goddelijk woord nooit gehoord hebben, of het vergeten zijn. Maar hun aard is menselijk gesproken oprecht, trouw, meelevend, eerlijk. En ik durf te stellen dat, wie deze karaktertrekken in zich verenigt, er heel na aan toe is God een eerlijke kans te geven, want de natuurlijke deugden vormen het fundament van de bovennatuurlijke deugden.

Het is natuurlijk zo dat die persoonlijke aanleg niet voldoende is. Niemand redt zich zonder de genade van Christus. Maar als een persoon een rechtschapen uitgangspunt handhaaft en verzorgt, zal God hem de weg effenen. En hij zal heilig kunnen worden, omdat hij een rechtschapen leven zal kunnen leiden.

U hebt misschien andere gevallen gezien in een bepaalde tegengestelde richting. Er zijn er heel wat die zich christen noemen —want ze zijn gedoopt en ontvangen de andere sacramenten— maar die blijk geven van ontrouw, leugenachtigheid, onoprechtheid, hoogmoed… En plotseling vallen ze. Zij zijn net sterren die een ogenblik stralen aan de hemel en dan, plotseling, onherroepelijk naar beneden storten.

Als we werkelijk zijn kinderen willen zijn, wil God dat we zeer menselijk zijn. Dat ons hoofd de hemel raakt, maar dat onze beide benen op de grond staan. De tol voor een christelijk leven is niet op te houden mens te zijn, op te houden met pogen die deugden te verwerven die sommigen hebben zonder Christus te kennen. De prijs van elke christen is het verlossend bloed van de Heer die wil dat wij zijn —ik zeg het nog eens duidelijk— zeer menselijk en zeer goddelijk in onze dagelijkse poging tot navolging van Hem die perfectus Deus, perfectus homo, volmaakte God, volmaakte mens is.

Ik zou niet kunnen bepalen welke de belangrijkste natuurlijke deugd is. Dat hangt er van af vanuit welke gezichtshoek je het bekijkt. Bovendien is de vraag niet interessant, want het gaat er niet om een of enkele deugden te beoefenen: het gaat juist om de strijd ze allemaal te verwerven en te beoefenen. Elke deugd apart houdt verband met de andere deugden. Zo maakt het streven naar oprechtheid ons ook rechtvaardig, opgewekt, verstandig en kalm.

Evenmin raak ik onder de indruk door die manier van redeneren waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen persoonlijke deugden en sociale deugden. Geen enkele deugd kan in overeenstemming gebracht worden met egoïsme. Elke deugd moet noodzakelijkerwijs een uitwerking hebben in onze eigen ziel en in de zielen om ons heen. We zijn allemaal mensen en allemaal kinderen van God en kunnen ons leven dus niet opvatten als het ijverige begin van een briljante studie of een schitterende loopbaan. Solidariteit is een doel voor ons allemaal en in de orde van de genade zijn we vereend door de bovennatuurlijke banden van de Gemeenschap der Heiligen.

Tegelijkertijd moeten we bedenken dat de besluiten en de verantwoordelijkheden in ieders persoonlijke vrijheid hun plaats hebben en dat daardoor de deugden ook volstrekt persoonlijk zijn, 'van de persoon'. Niettemin staat in deze liefdesstrijd niemand alleen — niemand is een losse versregel, zeg ik altijd maar. Op de een of andere manier helpen wij elkaar of anders berokkenen wij elkaar nadeel. We zijn allemaal schakels in dezelfde ketting. Vraag nu met mij aan God, Onze Heer, dat deze ketting ons aan zijn hart verankert, tot de dag komt waarop we Hem in de hemel van aangezicht tot aangezicht voor eeuwig zullen aanschouwen.

Als de christen strijdt om die deugden te verwerven, is zijn ziel in staat om de genade van de Heilige Geest werkzaam te ontvangen. En de goede menselijke eigenschappen worden versterkt door de werkingen van de Paracleet in zijn ziel. De Derde Persoon van de Allerheiligste Drie-eenheid —dulcis hospes animae (Sequentie Veni, Sancte Spiritus), zoete gast van de ziel— overstelpt ons met zijn gaven: wijsheid, verstand, raad, sterkte, wetenschap, godsvrucht, vreze des Heren (vgl. Jes 11, 2).

Dan voelt men vreugde en vrede (vgl. Gal 5, 22), vreugdevolle vrede, de inwendige jubel met de natuurlijke deugd van de blijdschap. Wanneer we denken dat alles voor onze ogen in elkaar stort, zal er niets instorten, quia tu es, Deus, fortitudo mea (Ps 43, 2), want Gij, God, zijt mijn sterkte. Als God in onze ziel woont, is al het overige —hoe belangrijk het ook lijkt— bijzaak, voorbijgaand. Daarentegen zijn wij, in God, het blijvende.

Met de gave der godsvrucht helpt de Heilige Geest ons onszelf met zekerheid te beschouwen als kinderen van God. Wij, kinderen van God, waarom zouden wij bedroefd zijn? Droefheid is het residu van egoïsme. Als we voor de Heer willen leven, zal de blijdschap ons niet ontbreken, ook niet als we onze fouten en kleinheden ontdekken. De blijdschap dringt ons gebedsleven binnen, tot we uiteindelijk niet anders kunnen dan in gezang uitbarsten: want wij beminnen en de zang is een zaak van verliefden.

Als wij zo leven, zullen we in de wereld een stuk vrede verwerkelijken; we zullen de dienst van de Heer voor anderen aantrekkelijk weten de maken, want God houdt van een blijmoedige gever (2 Kor 9, 7). De christen is in de maatschappij één tussen velen, maar zijn hart stroomt over van de vreugde van hem die zich voorneemt de Wil van de Vader —met de voortdurende hulp van de genade— te volbrengen. En hij voelt zich geen slachtoffer, niet iemand die geestelijk of lichamelijk onder dwang staat. Hij gaat met opgeheven hoofd, omdat hij mens is en omdat hij kind van God is.

Ons geloof stelt die deugden, waarvan niemand ooit de beoefening zou mogen vergeten, in het volle daglicht. Niemand kan het in menselijkheid winnen van de christen. Daarom is hij die Christus volgt in staat —niet door eigen verdiensten, maar door de genade van de Heer— aan de mensen om hem heen dat duidelijk te maken wat ze vaak wel aanvoelen, maar niet kunnen begrijpen: dat het werkelijke geluk, de authentieke dienst aan de naaste altijd via het hart van de Heer, perfectus Deus, perfectus homo, gaat.

Laten we naar Maria gaan, onze Moeder, het verhevenste schepsel dat uit de handen van God is voortgekomen. Vragen wij haar van ons goede mensen te maken en dat die natuurlijke deugden, ingebed in het genadeleven, de beste hulp worden voor hen die samen met ons in de wereld werken voor de vrede en het geluk van allen.

Wees helemaal kind. Hoe meer hoe beter. Dat zegt u de ervaring van deze priester die heel wat keren overeind is moeten komen in de loop van die zesendertig jaar —wat lang en wat kort lijkt dat nu— bij het vervullen van de nauw omschreven Wil van God. Een ding heeft me altijd geholpen: dat ik altijd door kind ben en voortdurend bij mijn Moeder op schoot kruip en me opsluit in het Hart van Christus, mijn Heer.

Grote valpartijen, die ernstige schade toebrengen aan de ziel en soms schijnbaar ongeneeslijke gevolgen hebben, zijn altijd het resultaat van hoogmoed van wie zich volwassen acht, zelfgenoegzaam is. In die gevallen overheerst in de persoon als het ware het onvermogen tot het vragen van hulp aan iemand die hulp geven kan. Niet alleen aan God maar ook aan een vriend, een priester. En die arme ziel, alleen in haar ongenade, vervalt tot verwarring, tot dwaling.

Laten we God vragen, nu op dit moment, dat Hij nooit toelaat dat we met onszelf tevreden zijn, dat Hij ons verlangen naar zijn hulp, zijn woord, zijn Brood, zijn raad, zijn sterkte doet groeien: rationabile, sine dolo lac concupiscite. Koester uw honger, het streven als kinderen te zijn. Wees ervan overtuigd dat dit de beste manier is om hoogmoed te overwinnen. Wees ervan doordrongen dat dit het enige geneesmiddel is om onze manier van doen goed, groot, goddelijk te laten zijn. Voorwaar Ik zeg u: als gij niet opnieuw wordt als de kleine kinderen, zult gij het rijk der hemelen zeker niet binnengaan (Mat 18, 3).

Opnieuw duiken er in mijn hoofd herinneringen aan mijn jeugd op. Wat een blijk van geloof, toen. Ik hoor nu nog de liturgische gezangen, ruik nog de geur van wierook, zie duizenden en duizenden en duizenden mensen, ieder met zijn grote waskaars —symbool voor zijn nietigheid— maar kind van hart. Een schepsel dat zijn vader misschien niet recht in de ogen durft te kijken. Besef dus, hoe slecht en bitter het is, nu gij uw God verlaten hebt (Jer 2, 19). Laten we opnieuw definitief besluiten ons nooit van God te verwijderen omwille van de zorgen van deze wereld. Laten we, door het maken van concrete voornemens voor ons gedrag, onze dorst naar God vergroten, zoals schepsels die hun eigen onwaardigheid erkennen en zonder ophouden zoeken, roepen naar hun Vader.

Maar ik kom terug op wat ik eerder besproken heb: het zijn-als-kinderen moet aangeleerd worden; het kind van God zijn moet aangeleerd worden. En, terloops, moeten we aan de anderen deze mentaliteit overdragen die ons te midden van de natuurlijke zwakheden sterk door het geloof (1 Petr 5, 9)maakt, vruchtbaar in onze werken en zeker van onze weg, zodat we, welk soort fouten we ook kunnen maken, zelfs de afschuwelijkste, nooit zullen aarzelen er iets aan te doen en terug te keren naar deze grote weg van het kindschap Gods die uitkomt bij de wijd geopende en wachtende armen van God onze Vader.

Wie van u herinnert zich de armen van zijn vader niet? Misschien waren ze niet zo teder, niet zo zacht en fijn als die van uw moeder. Maar die stevige, sterke armen omklemden ons met warmte en zekerheid. Heer, bedankt voor die harde armen. Bedankt voor die sterke handen. Bedankt voor dat liefdevolle en onstuimige hart. Ik zou U ook willen danken voor mijn fouten! Nee, die wilt U niet! Maar U begrijpt ze, U verontschuldigt ze, U vergeeft ze.

Dat is de wijsheid waarvan God verwacht dat we die in de omgang met Hem beoefenen. Het getuigt van goede wiskundekennis, als wij toegeven, dat we een nul in het kwadraat zijn… Maar God onze Vader houdt van ieder van ons zoals we zijn. Zoals we zijn! Ik —niets meer dan een pover mens— bemin u zoals u bent. Stel u eens voor hoe de Liefde van God dan wel niet moet zijn! Voor zover we tenminste strijden, voor zover we de moeite doen ons leven in overeenstemming te brengen met ons geweten, een goed gevormd geweten.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift