Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Boete.

Geest van boetvaardigheid

Probeert u al oprechte voornemens te maken? Vraag de Heer dat Hij u helpt vervelende dingen te doorstaan uit liefde tot Hem; in alles op een onopvallende wijze de zuiverende geur van versterving te leggen; zonder vertoon en in stilte in zijn dienst verteerd te worden, zoals de lamp die schittert bij het Tabernakel zich opbrandt. En mocht u nu niet weten hoe u concreet moet antwoorden op de verlangens van God die in uw hart kloppen, luister dan goed.

Boete is het stipt uitvoeren van de dagindeling die u opgesteld hebt, ook als het lichaam tegenstreeft of de geest zich wil verliezen in hersenspinsels. Boete is op tijd opstaan. En ook, het niet —tenzij om een geldige reden— uitstellen van dat moeilijke en inspannende karwei.

Boete bestaat in het kunnen samenvoegen van de verplichtingen tegenover God, tegenover de anderen en tegenover uzelf door van uzelf veel te eisen zodat u voor alle noodzakelijke dingen tijd vindt. U doet boete als u zich met liefde onderwerpt aan uw gebedsrooster, ook als u uitgeput bent, lusteloos of kil.

Boete is zich altijd met de grootste genegenheid tegenover de anderen gedragen, te beginnen bij uw familie. Het is zorg dragen voor de grootst mogelijke fijngevoeligheid jegens hen die lijden, zieken, voor hen die pijn hebben. Het is het met geduld tegemoet treden van lastige en ongelegen komende mensen. Het is het onderbreken of veranderen van onze plannen als dat —vooral vanwege de goede en juiste belangen van anderen— nodig is.

Boete bestaat in het met goed humeur verdragen van duizend vervelende kleinigheden die domweg voorkomen; in het niet opgeven van het werk, ook niet op momenten waarop het elan van het begin verdwenen is; in het dankbaar opeten wat ons wordt voorgezet zonder lastig te doen met onze grillige voorkeuren.

Boete is —voor ouders en in het algemeen voor ieder die een leidende of opvoedende opdracht heeft— corrigeren wat gecorrigeerd moet worden met inachtneming van de aard van de fout en de omstandigheden van degeen die hulp nodig heeft en zonder toe te geven aan geborneerde en sentimentele subjectieve oordelen.

De geest van boete brengt ons ertoe niet gehecht te raken aan die monumentale schetsen van toekomstplannen, waarin we nu al onze meesterlijke pen- en penseelstreken zien. Wat zal God blij zijn als het meestertje weet af te zien van gekrabbel en geklieder en als we ermee instemmen dat Hij de kleuren en lijnen gebruikt die Hij het mooist vindt.

Ik zou door kunnen gaan u nog duizend kleine dingen aan te wijzen —ik heb alleen maar genoemd wat nu in mijn hoofd opkwam— die u in de loop van de dag kunt gebruiken om steeds nader tot God, steeds nader tot uw naaste te komen. Nu ik u deze voorbeelden gegeven heb, moet u alstublieft niet denken dat ik geen waarde hecht aan grote boetedoeningen. Integendeel, die zijn heilig en goed en zelfs noodzakelijk, als de Heer ons tot die weg geroepen heeft, mits u het doet met instemming van uw geestelijk leidsman. Maar ik waarschuw u, dat de grote boetedoeningen ook verenigbaar zijn met de pompeuze valpartijen die de hoogmoed uitlokt. Met dit voortdurende verlangen echter om God te behagen in de kleine persoonlijke gevechten —zoals glimlachen, als u er geen zin in hebt; ik verzeker u bovendien, dat een glimlach bij gelegenheid meer kost dan een uur met de boetegordel— is het moeilijk voedsel te geven aan onze trots of aan die belachelijke naïviteit onszelf te zien als opmerkelijke helden. We zouden ons moeten zien als een kind dat zijn vader alleen maar kleinigheden kan aanbieden, die deze dan met grote vreugde aanneemt.

Dus, moet een echte christen altijd in een geest van versterving leven? Ja, maar uit liefde. Omdat we die schat van onze roeping dragen in aarden potten; een duidelijk blijk dat die overgrote kracht van God komt en niet van ons. Wij worden aan alle kanten bestookt, maar raken toch niet klem; wij zien geen uitweg meer, maar zijn nooit ten einde raad; wij worden opgejaagd maar niet in de steek gelaten; wij worden neergeveld, maar gaan er niet aan dood. Altijd dragen wij het sterven van Jezus in ons lichaam mee, want ook het leven van Jezus moet in ons lichaam openbaar worden (2 Kor 4, 7­10).

Misschien hebben we tot nu toe niet de aandrift gevoeld Christus' schreden van zo dichtbij te volgen. Misschien hebben we ons niet gerealiseerd dat we onze kleine onthoudingen kunnen samenvoegen met zijn verlossend offer: voor onze zonden, voor de zonden van de mensen van alle tijden, voor dat verderfelijke werk van Lucifer die maar doorgaat tegen God in opstand te komen met zijn non serviam! Hoe durven wij zonder schijnheiligheid te roepen: ?Heer, ik lijd onder de beledigingen die uw allerbeminnelijkst Hart worden aangedaan?, als we niet tot het besluit komen af te zien van een kleinigheid, of een minuscuul offer te brengen om zijn Liefde te loven? Boete —echt eerherstel— brengt ons op de weg van overgave, van liefde. Overgave om genoegdoening te geven en liefde om anderen te helpen zoals Christus juist ons geholpen heeft.

Van nu af aan, maak haast, begin met beminnen. Liefde weerhoudt ons te klagen en tegen te spreken. Want met regelmaat worden we geconfronteerd met tegenspoed, natuurlijk; maar we zeuren, zodat we niet alleen de genade van God verspelen, maar het Hem ook onmogelijk maken ons in de toekomst nog iets te vragen. Hilarem enim datorem diligit Deus (2 Kor 9, 7), God heeft immers lief wie geeft met vreugde, met de spontaneïteit die vloeit uit een verliefd hart, zonder het vertoon van iemand wiens overgave een gunst is.

Richt opnieuw uw blik op uw leven en vraag vergeving voor deze kleinigheid en voor die andere die onmiddellijk door de ogen van het geweten worden waargenomen; voor het verkeerde gebruik dat u van uw tong hebt gemaakt; voor die gedachten die voortdurend om uzelf draaien; voor de instemming met die kritische geest die u op een stomme wijze bezighoudt en voor u een voortdurende bron van onrust en bezorgdheid vormt… Wat zoudt u veel gelukkiger kunnen zijn. De Heer wil dat we blij zijn, dronken van vreugde, dat wij dezelfde wegen van geluk bewandelen die Hij heeft afgelegd. Wij voelen ons alleen ongelukkig, als we hardnekkig van de weg afdwalen en ons begeven op het pad van het egoïsme en de zinnelijke begeerte; of, wat veel erger is, als we dat van de schijnheiligen inslaan.

De christen zal zich in al zijn werken echt, waarachtig en eerlijk betonen. Zijn houding zal een afstraling zijn van een bepaalde geest, de geest van Christus. Als op iemand in deze wereld de plicht rust een consequente houding en gedrag te tonen, dan is het op de christen, want hij heeft deze gave in bewaring gekregen om vrucht te doen dragen (vgl. Luc 19, 13): de waarheid die bevrijdt, die redt (vgl. Joh 8, 32). Vader, zult u me vragen, hoe bereik ik die eerlijkheid van leven? Jezus Christus heeft aan zijn Kerk alle noodzakelijke middelen nagelaten: Hij heeft ons geleerd te bidden, omgang te hebben met onze hemelse Vader; Hij heeft ons zijn Geest gezonden, de Grote Onbekende, die werkzaam is in onze ziel; Hij heeft ons die zichtbare tekenen van de genade gelaten, de sacramenten. Gebruik die. Verhevig uw godsvruchtige gewoonten. Bid elke dag. En haal nooit uw schouders weg bij de zoete last van het Kruis van de Heer.

Jezus zelf heeft u gevraagd Hem te volgen als een goed leerling, met de bedoeling dat u uw doortocht over deze wereld aflegt met het zaaien van vrede en blijdschap die de wereld niet geven kan. Daartoe —ik blijf het zeggen— moeten we op weg gaan zonder angst voor het leven en zonder angst voor de dood, zonder tot elke prijs het lijden te ontvluchten dat voor een christen altijd een middel tot loutering en een gelegenheid zijn broeders en zusters waarachtig lief te hebben is, door gebruik te maken van de duizend en een omstandigheden van het gewone dagelijkse leven.

De tijd is verstreken. Ik moet nu komen tot het laatste punt van deze overdenkingen, waarmee ik uw ziel heb willen bereiken, opdat u reageert met het maken van een paar voornemens, niet veel, maar duidelijk bepaald. Denk er aan, dat God wil dat u blij bent en dat u —als u van uw kant doet wat u kunt— gelukkig, gelukkiger, allergelukkigst zult zijn, ook al zal het Kruis nooit van u wijken. Maar dat Kruis is geen schavot meer, maar de troon van waaraf Christus heerst. Met aan zijn zijde zijn Moeder, die ook onze Moeder is. De heilige Maagd zal u de kracht verlenen die nodig is om vastbesloten in het voetspoor van haar Zoon te treden.

Zo gaat onze God te werk. Als die zoon terugkomt, na zijn geld in een slecht leven verspild te hebben, na —en dat is het ergste— zijn vader vergeten te zijn, zegt de vader: Haalt vlug het mooiste kleed en trekt het hem aan, steekt hem een ring aan zijn vinger en trekt hem sandalen aan. Haalt het gemeste kalf; laten we eten en feestvieren (Luc 15, 22­23). Als wij met een rouwmoedig hart bij God onze Vader komen, brengt Hij uit onze armetierigheid rijkdom, uit onze zwakte kracht te voorschijn. Wat zal Hij ons niet bereiden, als wij Hem niet links laten liggen, als wij elke dag veelvuldig met Hem omgaan, als wij de liefde die wij in woorden uitspreken met daden bewijzen, als we overtuigd van zijn almacht en barmhartigheid alles aan Hem vragen? Alleen al omdat zijn zoon, na hem in de steek gelaten te hebben, terugkomt, bereidt hij een feest; waarmee zal Hij ons dan wel niet verblijden, als wij zorgen altijd aan zijn zijde te verkeren?

Laten we dus vooral niet blijven denken aan de beledigingen die we moesten incasseren, aan de vernederingen die we ondergaan hebben —hoe onterecht, onheus en onbehouwen ook— het past niet bij een kind van God een boekhouding bij te houden om een staat van beledigingen te kunnen tonen. Wij kunnen het voorbeeld van Christus niet vergeten, noch ons katholieke geloof uittrekken als een jas: het kan zwakker of sterker worden, of verloren raken. Met een dergelijk bovennatuurlijk leven wordt het geloof verstevigd, maar de ziel schrikt bij het zien van de ellendige menselijke naaktheid zonder het goddelijke. Dus vraagt zij vergeving en betoont haar dankbaarheid: God, als ik mijn povere leven beschouw, vind ik niets om me op te beroemen en nog minder om trots op te zijn. Ik zie alleen maar redenen om altijd nederig en boetvaardig te leven. Ik weet heel goed, dat de grootste adeldom bestaat uit dienen.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift