Lijst van punten

Er zijn 2 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is liefde → eenheid.

Het beoefenen van de liefde

Het zou getuigen van naïviteit te denken dat de eisen van de christelijke liefde makkelijk te vervullen zijn. Wat wij ervaren in het doen en laten van de mensen en, jammer genoeg, ook in kerkelijke kringen, blijkt heel iets anders te zijn. Als de liefde ons niet belette te spreken, zou iedereen breed uit kunnen meten over verdeeldheid, aanvallen, onrechtvaardigheden, roddel, beledigingen. Wij moeten dat eenvoudig toegeven om onzerzijds te trachten het juiste remedie toe te passen, dat moet uitmonden in een persoonlijke inspanning niet te kwetsen, niet te mishandelen, en te corrigeren zonder iemand de grond in te boren.

Dat is allemaal niets nieuws. Een paar jaar na Christus' Hemelvaart, toen bijna alle apostelen nog van de ene plaats naar de andere trokken en er in het algemeen een geweldig vurig geloof en brandende hoop waren, begonnen velen af te dwalen en niet langer de liefde van de Meester te beleven.

Of is het geen uiting van egoïsme en kleinmenselijk gedrag —schrijft Sint Paulus aan de Korinthiërs— dat er onder u jaloezie en twist voorkomt? Als de een zegt: Ik ben voor Paulus, en de ander: Ik ben voor Apollos, zijt gij dan niet al te menselijk? (1 Kor 3, 3­4). Begrepen zij niet, dat Christus gekomen is om alle verdeeldheid te overwinnen? Wat zijn Apollos en Paulus eigenlijk? Niet meer dan ondergeschikten die behulpzaam waren bij uw bekering, en wel ieder van ons op zijn eigen manier, zoals de Heer het ons vergund heeft (1 Kor 3, 4­5).

De Apostel wijst verscheidenheid niet af: ieder heeft van God zijn eigen gaven gekregen, de een deze, de ander die (vgl. 1 Kor 7, 7). Maar deze verschillen moeten wel ten dienste staan van het welzijn van de Kerk. Op dit moment voel ik me genoodzaakt de Heer te vragen —sluit u, als u wilt, aan bij mijn gebed— dat hij niet zal toelaten dat in zijn Kerk het gebrek aan liefde tweedracht zaait onder de zielen. Liefde is het zout van het apostolaat van de christenen. Hoe zouden wij, als het zijn kracht verliest, de wereld tegemoet kunnen treden en met opgeheven hoofd zeggen: hier is Christus?

Laten wij de Heer nu, aan het eind van dit gesprek met Hem, vragen dat Hij ons vergunt met Sint Paulus te herhalen dat wij zegevieren, dank zij Hem die ons heeft liefgehad. Ik ben ervan overtuigd, dat noch de dood noch het leven, noch de engelen noch de boze geesten, noch wat is noch wat zal zijn, en geen macht in den hoge of in de diepte, noch enig wezen in het heelal ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, die is in Christus Jezus onze Heer (Rom 8, 37­39).

Dit is de liefde die ook de Schrift in vurige bewoordingen bezingt: geen stortvloed van water kan de liefde blussen, geen rivier spoelt haar weg (Hoogl 8, 7). Van deze liefde is het Hart van Maria altijd zo vervuld geweest, dat het zelfs verrijkt werd met het Moederschap van de hele mensheid. Bij de heilige Maagd is de liefde tot God ook versmolten met haar zorg voor al haar kinderen. Wat zal haar allerzoetst Hart, dat voor de kleinste kleinigheden aandacht had —zij hebben geen wijn meer (Joh 2, 3)— veel hebben moeten lijden, toen zij getuige was van die collectieve wreedheid, die verbetenheid van de beulen, die het Lijden en Sterven van Jezus bewerkstelligden. Maria echter zegt geen woord. Evenals haar Zoon bemint, zwijgt en vergeeft zij. Dat is de kracht van de Liefde.