Lijst van punten

Er zijn 2 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Kleine dingen  → in de oprechtheid.

Oprechtheid bij de geestelijke leiding

U kent al te goed de verplichtingen van uw weg als christen die u zonder uitstel en met kalmte naar de heiligheid voeren. U bent ook op bijna alle moeilijkheden voorbereid, omdat u ze al aan het begin van de weg ontwaart. In uw eigen belang dring ik er nu op aan dat u zich laat helpen, laat leiden, door een geestelijk leidsman, aan wie u al uw verlangens naar heiligheid en dagelijkse zorgen die uw innerlijk leven raken, de mislukkingen die u incasseert en al uw overwinningen toevertrouwt.

Weest altijd heel oprecht bij die geestelijke leiding: veroorlooft u zich niets zonder het te zeggen, legt uw ziel geheel bloot, zonder angst en zonder schaamte. Bedenkt, dat als u dit niet doet die vlakke, goed begaanbare weg lastiger wordt en wat in het begin niets voorstelde blijkt uiteindelijk een verstikkende strik te zijn. “Denkt niet dat degenen die zich in het verderf storten slachtoffer van een plotselinge mislukking zijn; ieder van hen is in het begin van de voor hem uitgestippelde route afgeweken, of heeft zijn ziel lange tijd verwaarloosd, zodat hij, met het in versneld tempo verminderen van de kracht der deugden en het daartegenover steeds meer toenemen van de ondeugden, erbarmelijk is ingestort… Een huis stort niet ineens in elkaar als gevolg van een onvoorzien voorval: ofwel er mankeerde al iets aan de fundamenten, ofwel het gebrek aan zorg van de mensen die er in wonen heeft te lang geduurd, waardoor het bederf, heel weinig in het begin, in steeds hoger tempo de stevigheid van de balken aantast; als het onweer is losgebarsten of als de stortregen zich verdubbeld heeft, is het huis in één klap onherstelbaar vernield, waardoor duidelijk wordt, dat de verwaarlozing niet van vandaag of gisteren was” (Johannes Cassianus, Collationes, 6, 17 (PL 49, 667-668)).

Kent u dat verhaal van die zigeuner die ging biechten? Dit is alleen maar een verhaal, een grappige anekdote, want men spreekt nooit over een biecht. Buiten beschouwing gelaten dat ik veel achting heb voor zigeuners… De arme kleine! Hij had een oprecht berouw. ?Meneer pastoor, ik beken dat ik een stuk touw heb gestolen… —als dat nu alles is?— ?en daar zat een muilezel aan vast… daaraan zat nog een stuk touw vast… en daaraan nog een muilezel? Dat ging zo door tot aan de twintigste. Kinderen, met ons gedrag is het precies hetzelfde. Als we het met onszelf op een akkoordje gooien wat betreft het stuk touw, volgt de rest vanzelf; een hele rij van slechte neigingen, zwakheden die schande en schaamte veroorzaken, komt daarna. En hetzelfde gebeurt in onze betrekkingen met anderen: u begint met een kleine belediging en aan het eind draait u elkaar met ijskoude onverschilligheid de rug toe.

Vang ons de vossen, de geniepige vossen, die de wijngaard vernielen, onze wijngaard die in bloei staat (Hoogl 2, 15). Laten we trouw zijn in de kleine dingen, zeer trouw in de kleine dingen. Als we die moeite opbrengen, zullen we ook leren om met vertrouwen in de armen van de Maagd Maria te snellen, als haar kinderen. Heb ik u er in het begin niet aan herinnerd, dat we nog maar heel weinig jaren geleefd hebben, de jaren die we geleefd hebben met de bedoeling intiem met God om te gaan? Het is dus logisch dat we in onze zwakheid en onze kleinheid trachten in de nabijheid van de grootsheid en heilige zuiverheid van de Moeder van God, die ook onze Moeder is, te komen.

Ik kan u een ander waar gebeurd voorval vertellen en dat doe ik, omdat er jaren, al heel wat jaren verstreken zijn sinds het gebeurde en omdat de tegenstelling en de hardheid van de woorden u aan het denken zullen zetten. Ik was een retraite aan het houden voor priesters uit verschillende bisdommen. Ik zocht ze op met genegenheid en met belangstelling met de bedoeling hen aan het praten te krijgen, hun geweten te ontlasten. Want ook wij, priesters, hebben behoefte aan de raad en hulp van een broer. Ik begon een gesprek met een van hen, een beetje een stroef mens, maar heel grootmoedig en heel oprecht; met fijngevoeligheid en duidelijkheid lokte ik hem een beetje uit tot praten om de wonden die hij mogelijk in zich had, in zijn hart, te verzorgen. Op een gegeven moment onderbrak hij mij min of meer met deze woorden: “Ik ben erg jaloers op mijn ezelin; zij heeft haar diensten verricht in zeven parochies en er is niets op aan te merken. Had ik ook maar zoveel gedaan!”

Verwijzingen naar de H. Schrift