Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Egoïsme → matigheid.

Vruchten van matigheid

Matigheid is zelfbeheersing. Niet aan elke opwelling van ons lichaam of onze ziel hoeft zonder meer gehoor gegeven te worden. Niet alles wat gedaan kan worden, moet gedaan worden. Het is vrij gemakkelijk zich te laten leiden door aandriften die natuurlijk genoemd worden; maar aan het eind van die weg treft men droefheid en afzondering in eigen misère.

Bepaalde mensen willen niets ontzeggen aan hun maag, hun ogen, hun handen. Zij weigeren te luisteren naar het advies een smetteloos leven te leiden. Het vermogen tot voortplanting —een edele werkelijkheid, meewerken met de scheppingsmacht van God— gebruiken ze ongeordend, als een instrument ten dienste van hun egoïsme.

Maar ik heb nooit graag over onzuiverheid gesproken. Ik wil de vruchten van de matigheid bekijken, ik wil de mens werkelijk als mens zien, niet gehecht aan zaken die meer uitstralen dan ze waard zijn, de snuisterijen die een ekster verzamelt. Zo'n mens kan afzien van wat de ziel schaadt en is zich ervan bewust dat zijn offer alleen maar naar de schijn een offer is: want wie zo leeft —met offers— bevrijdt zich van veel slavernijen en zal uiteindelijk, diep in zijn hart, de liefde van God smaken.

Het leven krijgt zo de schakeringen terug die door de onmatigheid vervaagd waren. We zijn dan weer in staat ons om de ander te bekommeren, wat van ons is met allen te delen, ons te wijden aan grote taken. Matigheid brengt een sobere, bescheiden, begripsvolle mens voort. Zij vergemakkelijkt het hebben van een bescheiden houding wat altijd aantrekkelijk is, omdat we zo in het gedrag de suprematie van het verstand waarnemen. Matigheid staat niet voor begrenzing, maar voor grootsheid. De onmatige moet zich veel meer ontzeggen, doordat het hart afziet van zichzelf en zich aan de eerste de beste, die zich aandient met het schamele geluid van een blikken koebel, onderdanig maakt.

Weest er vanuit deze visie van overtuigd, dat als we de Heer werkelijk van nabij willen volgen en aan God en de gehele mensheid een echte dienst willen bewijzen, we ons in ernst zullen moeten onthechten aan het eigen ik: onthechting aan verstandelijke vermogens, aan gezondheid, aan aanzien, aan nobele ambities, aan overwinningen en succes.

Hierbij doel ik ook —want zover moet uw beslissing gaan— op die verheven idealen waardoor we enkel en alleen de eer en lof van God nastreven. We moeten onze wil dan ijken op de volgende heldere en nauwkeurige maat: Heer, ik zou dit of dat willen doen, maar alleen als het U behaagt, want waarom zou ik me ermee bezighouden als het U niet behaagt! Zo brengen we de doodsteek toe aan het egoïsme en de ijdelheid die in ieders geweten binnensluipen. En zo verkrijgen we tegelijkertijd de ware vrede van de ziel, met een onthechting die uitloopt op het volledige bezit van God, steeds intiemer, steeds intenser.

Om Christus na te kunnen volgen moet ons hart geheel vrij zijn van verknochtheden. Wie mijn volgeling wil zijn, moet mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen. Want wie zijn leven wil redden, hij zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden. Wat voor nut heeft het voor de mens heel de wereld te winnen, als dit ten koste gaat van zijn eigen leven? (Mat 16, 24­26). De heilige Gregorius gaat daar nader op in: “Het is niet voldoende afstand te doen van de aardse goederen, als we niet ook onszelf verloochenen. Maar… waar gaan we zonder onszelf naar toe? Wat betekent deze onthechting, als we onszelf daarin verliezen? Weet echter: enerzijds zijn wij gevallen door onze zonden, anderzijds zijn we gevormd door God. We zijn geschapen in een bepaalde gesteldheid, door ons eigen toedoen bevinden we ons nu in een andere, daarvan onderscheiden toestand. We moeten de toestand waartoe we door de zonden verworden zijn, ontvluchten en de gesteldheid waarin de genade ons gebracht heeft, handhaven. Zo heeft wie hoogmoedig was en in zijn bekering tot Christus nederig werd, zichzelf reeds verloochend; wie ontuchtig was en een kuis leven gaat leiden, heeft verloochend wat hij vroeger was; wie gierig was en niet meer begeert, maar begint royaal te zijn met het zijne, heeft zichzelf beslist verloochend” (H. Gregorius de Grote, Homiliae in Evangelia, 32, 2 (PL 76, 1233)).

Als we ons gewoon gedragen als onze gelijken en met een bovennatuurlijke visie, dan doen we niets anders dan het volgen van het voorbeeld van Christus, waarlijk God en waarlijk Mens. Zie hoe zijn leven vol is van het vanzelfsprekende. Dertig jaar lang blijft Hij in het verborgene, zonder de aandacht te trekken, werker onder de werkers, en in zijn dorp kent men Hem als de zoon van de timmerman. Bij zijn openbare leven zien we evenmin iets vreemds of iets dat uit de toon valt. Hij verzamelde vrienden om zich heen net zoals ieder ander en onderscheidde zich in zijn gedrag in niets van hen. Zodat Judas zelfs, als hij een teken moet afspreken om Hem aan te wijzen, zegt: Die ik zal kussen, Hij is het (Mat 26, 48). Er was niets buitensporigs aan Hem. Ik ben zeer geroerd door die gedragsregel van onze Meester die als mens onder de mensen door het leven gaat.

Sint Jan de Doper was vanwege zijn bijzondere roeping gehuld in een kleed van kemelhaar en voedde zich met sprinkhanen en wilde honing. De Verlosser droeg een naadloos opperkleed, at en dronk als ieder ander, verheugde zich over andermans geluk en deelde de smart van zijn naaste. Hij weigerde de door zijn vrienden aangeboden rustplaats niet. En Hij maakte er geen geheim van, dat Hij heel wat jaren zijn brood had verdiend door met zijn eigen handen te werken naast Jozef, de timmerman. Zo moeten wij ons ook in de wereld gedragen: zoals onze Heer. In een paar woorden samengevat is dit mijn advies: we moeten smetteloze kleren hebben, een smetteloos lichaam en vooral een smetteloze ziel.

De Heer die zo'n wonderbaarlijke onthechting van de aardse goederen preekt, toont zich tegelijkertijd —waarom zouden we dat niet opmerken— bezorgd, dat er niets verspild zal worden. Na de wonderbare broodvermenigvuldiging, waardoor vijfduizend mensen ruimschoots verzadigd werden, zei Hij tot zijn leerlingen: Haalt nu de overgebleven brokken op om niets verloren te laten gaan. Zij haalden ze op en vulden twaalf manden (Joh 6, 12­13). Als u die hele scène met aandacht overweegt, zult u leren nooit krenterig te zijn, maar eerder goede rentmeesters over de talenten en materiële middelen die God aan u heeft toevertrouwd.

Verwijzingen naar de H. Schrift