Lijst van punten

Er zijn 2 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Trouw → rechtvaardigheid met God.

Ieder het zijne

Lees aandachtig dit tafereel in het evangelie om uw voordeel te doen met deze wonderbaarlijke lessen over de deugden die een licht moeten zijn voor onze manier van doen. Na hun schijnheilige en vleiende inleidende opmerkingen stellen de Farizeeën en Herodianen hun probleem: Wat dunkt U, is het geoorloofd belasting te betalen aan de keizer of niet? (Mat 22, 17). “Let nu op hun sluwheid —schrijft de heilige Johannes Chrysostomus— ze zeggen immers niet: leg ons eens uit wat goed, billijk en geoorloofd is; maar: zeg ons, wat dunkt U. Zij hadden maar één ding op het oog: Hem gevangennemen en met kwade bedoelingen overleveren aan de politieke macht” (H. Johannes Chrysostomus, In Matthaeum homiliae, 70, 1 (PG 58, 656)). Maar Jezus doorzag hun valsheid en zei: Waarom probeert gij Mij te vangen, gij huichelaars? Laat mij de belastingmunt eens zien. Zij hielden Hem een denarie voor. Hij vroeg hun: Van wie is deze beeldenaar en het opschrift? Zij antwoordden: Van de keizer. Daarop sprak Hij tot hen: Geeft dan aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God, wat God toekomt (Mat 22, 18­21).

U ziet dat het een oud dilemma is. Het antwoord van de Meester is helder en ondubbelzinnig. Er is geen —er bestaat geen— tegenstelling tussen het dienen van God en het dienen van de mensen; tussen het uitoefenen van onze rechten en plichten als burger en als gelovige; tussen de inspanning om de tijdelijke samenleving vorm te geven en te verbeteren en de overtuiging dat onze tocht door deze wereld de weg is die ons voert naar het hemels vaderland.

Ook hier zien we weer duidelijk die eenheid van leven die —ik zal het blijven herhalen— een wezenlijke voorwaarde is voor hen die zich erop toeleggen zich te heiligen te midden van de gewone omstandigheden van hun werk, van hun banden met gezin en maatschappij. Jezus laat die scheiding niet toe: Niemand kan twee heren dienen; hij zal de een haten en de ander liefhebben, ofwel de een aanhangen en de ander verachten (Mat 6, 24). Het enkel en alleen kiezen voor God, wat de christen doet als hij volledig beantwoordt aan zijn roeping, doet hem alles richten op de Heer en doet hem, tegelijkertijd, aan zijn naaste alles geven wat hem rechtens toekomt.

Verplichtingen uit gerechtigheid jegens God en jegens de mensen

Laat het goed in onze ziel gegrift zijn, zodat het in ons gedrag te zien is: allereerst gerechtigheid jegens God. Dat is de toetssteen van het ware hongeren en dorsten naar gerechtigheid (Mat 5, 6), dat iets anders is dan het rumoer van jaloerse, verbitterde, egoïstische, vrekkige… mensen. Wie immers aan onze Schepper en Redder de erkentelijkheid onthoudt voor de overvloedige en onuitsprekelijke rijkdom die Hij ons verleent, begaat de vreeswekkendste en ondankbaarste van alle onrechtvaardigheden. U echter, als u werkelijk moeite doet rechtschapen te zijn, zult u vaak in gedachten houden hoe afhankelijk u bent van God — want, wat bezit gij dat u niet gekregen hebt? (1 Kor 4, 7). Zo zult u vervuld raken van dankbaarheid en verlangen voldoening te schenken aan een Vader die van ons houdt tot op het onbegrijpelijke af.

Dan zal de juiste geest van kinderlijke vroomheid bezit van u nemen die u met open hart naar God zal leiden. Als de schijnheiligen rondom u betwijfelen of de Heer het recht heeft zoveel te eisen, moet u zich niet van de wijs laten brengen. Integendeel, zoek de aanwezigheid van God, zonder voorbehoud, volgzaam, als leem in de hand van de pottenbakker (Jer 18, 6), en belijd Hem in onderdanige genegenheid: Deus meus et omnia, Gij zijt mijn God en mijn Al. En als u soms een keer een onverwachte slag wordt toegebracht, dan zou u met nieuwe blijdschap moeten kunnen zingen: moge de zeer rechtvaardige en beminnelijke Wil van God gedaan, vervuld, geprezen en eeuwig verheerlijkt worden boven alle dingen. Amen. Amen.