Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Versterving → versterving in het gewone leven .

Dit is het moment om uw toevlucht te nemen tot uw gezegende hemelse Moeder opdat zij u in haar armen zal nemen en voor u van haar Zoon een barmhartige blik zal verkrijgen. En probeer meteen enkele concrete voornemens te maken. Maak voor eens en voor altijd, ook al kost het moeite, een eind aan die kleinigheid, dat obstakel dat God en u zo goed kennen. Hoogmoed, zinnelijke begeerten, gebrek aan bovennatuurlijke gevoeligheid zullen zich verenigen en fluisteren: dat? Dat is toch maar een klein, onbenullig detail? U antwoordt, zonder verdere discussie met de verleiding: ik geef me ook aan die goddelijke eis over. En dan hebt u geen ongelijk: de liefde uit zich heel speciaal in kleine dingen. Gewoonlijk zijn de offers die de Heer van ons vraagt, de zwaarste, kleinigheden, maar zo voortdurend en kostbaar als het kloppen van het hart.

Hoeveel moeders hebt u leren kennen die de hoofdrol speelden bij een heroïsche of buitengewone gebeurtenis. Weinig, heel weinig. Maar toch, heldhaftige moeders, echt heldhaftige moeders, die niet lijken op spectaculaire persoonlijkheden, die nooit voorpaginanieuws vormen —zoals dat heet— u en ik, wij kennen veel van zulke moeders. Zij leven in een voortdurende zelfopoffering, zij offeren met vreugde haar eigen smaak en voorkeur, haar tijd, haar kansen op bevestiging en succes, om de dagen van haar kinderen te bezaaien met geluk.

Nog een voorbeeld, ook uit het gewone leven. Sint Paulus vermeldt het: En de atleten ontzeggen zich bij de training allerlei dingen. Zij doen dat om een vergankelijke krans, wij om een onvergankelijke (1 Kor 9, 25). U hoeft maar een blik om u heen te werpen. Zie hoeveel opofferingen men zich min of meer graag getroost —mannen en vrouwen— voor de verzorging van hun lichaam, voor een goede gezondheid, om door anderen geapprecieerd te worden… Zouden we dan omwille van die onmetelijke liefde van God —waaraan de mensheid zo slecht beantwoordt— niet in staat zijn onszelf ertoe te krijgen ons te versterven waar we ons moeten versterven, zodat onze geest en ons hart met veel meer aandacht voor de Heer zullen leven?

De christelijke mentaliteit is in veel gewetens dusdanig op zijn kop gezet, dat de woorden versterving en boete hen alleen maar doen denken aan streng vasten en boete-oefeningen die vermeld worden in de verbazingwekkende verhalen van sommige heiligenlevens. Bij het begin van deze meditatie hebben wij de voor zich sprekende stelling geponeerd dat het voorbeeld, dat we moeten navolgen, Jezus Christus is. Wel, als voorbereiding op zijn prediking trekt Hij zich terug in de woestijn om veertig dagen te vasten (vgl. Mat 4, 1­11), maar daarvoor en daarna beoefende hij de deugd van de matigheid op zo'n natuurlijke wijze, dat zijn vijanden het waagden Hem te belasteren als die gulzigaard en wijndrinker, die vriend van tollenaars en zondaars (Luc 7, 34).

Ik vind het van belang dat u deze eenvoud van de Meester in volle omvang ontdekt, die met zijn leven van boetedoeningen niet te koop liep. Hetzelfde vraagt Hij van u: Wanneer gij vast, zet dan geen somber gezicht zoals de schijnheiligen; zij verstrakken hun gezicht om de mensen te tonen dat zij aan het vasten zijn. Voorwaar Ik zeg u: zij hebben hun loon al ontvangen. Maar als gij vast, zalf dan uw hoofd en was uw gezicht om niet aan de mensen te laten zien dat gij vast, maar vast voor uw Vader die in het verborgene is, en uw Vader die in het verborgene ziet, zal het u vergelden (Mat 6, 16­18).

Zo moet u uzelf trainen in de geest van boetedoening: voor Gods aanschijn en als een kind, als een klein kind dat zijn vader laat zien hoeveel hij van hem houdt door afstand te doen van een van die schatten zonder al te veel waarde —een garenklosje, een soldaatje zonder hoofd, een kroonkurk. Hij geeft het met moeite, maar tenslotte wint de genegenheid en steekt hij voldaan zijn hand uit.

Sta me toe dat ik een- en andermaal de weg benadruk die God wenst dat iedereen zal volgen, als Hij ons roept Hem te dienen midden in de wereld om die te heiligen en onszelf te heiligen door onze gewone bezigheden. Met een kolossaal gezond verstand, tegelijk doordrongen van het geloof, zegt de heilige Paulus dat in de wet van Mozes staat: Ge moogt een os bij het dorsen niet muilbanden (Deut 25, 4). En hij vraagt zich af: Waar immers geschreven staat: Gij zult een dorsende os niet muilbanden, is het duidelijk dat het God eigenlijk niet te doen is om de dieren, maar om de mens. Om onzentwil staat het geboekstaafd dat de ploeger moet ploegen en de dorser dorsen, in de hoop zijn deel te ontvangen (1 Kor 9, 9­10).

Het christenleven is nooit alleen maar een verstikkend raamwerk van verplichtingen geweest dat de ziel ten prooi laat aan een slopende spanning. Het voegt zich soepel naar de individuele omstandigheden, zoals de handschoen zich voegt naar de hand, en het vraagt ons dat wij bij het met gebed en versterving verrichten van onze gewone werkzaamheden —grote en kleine— nooit de bovennatuurlijke visie kwijtraken. Bedenk, dat God zijn schepselen hartstochtelijk liefheeft, en hoe zou de ezel kunnen werken als hij niets te eten krijgt, als hij geen moment krijgt om op krachten te komen, of als zijn kracht gebroken wordt door buitensporige zweepslagen? Uw lichaam is als een ezeltje —een ezeltje was de troon van God in Jeruzalem— dat u op zijn rug over Gods wegen door de wereld draagt. Houd het stevig bij de teugel, anders dwaalt het van de paden van de Heer af. Spoor het aan, dan draaft het zo vrolijk en vastberaden voort als van een ezel verwacht kan worden.

Houd voor ogen dat de Heer zucht van verlangen om ons langs een wondere baan te leiden, een goddelijke en tegelijk menselijke baan die bestaat uit opgewekte offervaardigheid, uit vreugde vermengd met smart, uit zelfverloochening. Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen (Mat 16, 24). Een raad die we allemaal gehoord hebben. We moeten besluiten Hem waarachtig te volgen. De Heer moet gebruik van ons kunnen maken, opdat we, uitgezonden naar alle kruispunten van de wereld —in innige vereniging met God— zout, gist en licht mogen zijn. U, in God, om licht te brengen, smaak te geven, om te doen rijzen en gisten.

Maar laten we wel bedenken, dat we niet zelf dat licht voortbrengen: we weerspiegelen het alleen. Niet wij zijn het heil der zielen, als we hen overhalen het goede te doen: we zijn alleen een —min of meer waardig— instrument in Gods heilsplan. Laten we nooit denken, dat het goede dat we doen ons eigen werk is. Dan neemt de hoogmoed weer bezit van ons, erger dan tevoren. Dan verliest het zout zijn smaak, de gist zijn kracht en zal het licht duisternis worden.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift