Lijst van punten

Er zijn 6 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Waarheidsliefde → rechtvaardigheid en vrijheid.

De zin van de vrijheid

Christus' vrijheid, net zo onmeetbaar en onbegrensd als zijn liefde, zullen wij nooit genoeg kunnen begrijpen. Maar de uiterst kostbare schat die zijn edelmoedig zoenoffer is, moet ons tot nadenken stemmen. Waaraan, Heer, heb ik het voorrecht te danken, waardoor ik in uw voetsporen kan treden, maar ook U kan krenken? Zo kunnen we vaststellen dat de vrijheid goed gebruikt wordt, als ze gericht is op het goede; en misbruikt, als de mens die gave benut om de Liefde bij uitstek te vergeten en zich ervan te verwijderen. De persoonlijke vrijheid —die ik met al mijn krachten verdedig en zal verdedigen— doet mij in een volledig vertrouwen en mij bewust van mijn eigen zwakte de vraag stellen: wat verwacht U van me, Heer, dat ik doe, opdat ik het vrijwillig doe?

Christus zelf geeft ons het antwoord: veritas liberabit vos (Joh 8, 32), de waarheid zal u vrijmaken. Wat is die waarheid die ons hele leven lang begin- en eindpunt van de weg der vrijheid aangeeft? Ik zal het u met de vreugde en de zekerheid, die voortvloeien uit de verhouding tussen God en zijn schepsels, in het kort uiteenzetten. Wij zijn voortgekomen uit de handen van God, wij zijn door de Heilige Drie-eenheid uitverkozen, wij zijn de kinderen van die verheven Vader. Ik vraag mijn Heer, dat wij ons voornemen ons daar rekenschap van te geven en daar dag in dag uit verheugd over te zijn. Dan handelen we als vrije individuen. Vergeet het niet: wie niet weet dat hij of zij een kind van God is, kent zijn meest innerlijke waarheid niet en hij ontbeert het gezag en de beheerstheid in optreden van degene die God boven alles bemint.

Weest ervan overtuigd: om de hemel te winnen moeten we ons met een volstrekte, ononderbroken en bewuste vastberadenheid vrijwillig engageren. De vrijheid staat echter niet op zichzelf: zij vraagt om een richting, een gids. “Het is onmogelijk dat de ziel vooruitgaat zonder iemand die haar leiding geeft; daarom juist is zij vrijgekocht: opdat Christus, wiens juk zacht en last licht is (Mat 11, 30), over haar heerst en de duivel, wiens rijk zwaar drukt, in genen dele” (Origenes, Commentarii in Epistolam ad Romanos, 5, 6 (PG 14, 1034-1035)).

Wijs de dwaling af van mensen die genoeg hebben aan het droeve geschreeuw: vrijheid! vrijheid! Vaak verbergt zich achter die roep juist een tragische onderworpenheid. Want kiezen voor de dwaling, werkt niet bevrijdend. Christus alleen brengt bevrijding (vgl. Gal 4, 31), want Hij alleen is de Weg, de Waarheid en het Leven (vgl. Joh 14, 6).

Vragen wij opnieuw in Gods aanwezigheid: Heer, waarom hebt U ons dit vermogen gegeven? Waarom hebt U ons die faculteit ingeschapen U te kiezen of U af te wijzen? U verlangt, dat wij dat vermogen van ons welbewust gebruiken. Heer, wat wilt Gij, dat ik doe? (vgl. Hand 9, 6). En het antwoord komt helder en duidelijk: Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, met geheel uw ziel en geheel uw verstand (Mat 22, 37).

Ziet u wat ik wil zeggen? De vrijheid krijgt haar authentieke betekenis, wanneer zij gebruikt wordt ten dienste van de waarheid, wanneer men er gebruik van maakt om de grenzeloze liefde te zoeken van een God die ons bevrijdt van alle onderworpenheid. Elke dag groeit mijn verlangen om naar alle windstreken die peilloze rijkdom van de christen bekend te maken: de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods! (Rom 8, 21). Daarin vinden we kort samengevat 'de goed gerichte wil' die ons voorhoudt “het goede na te streven na het van het kwade onderscheiden te hebben” (H. Maximus de Belijder, Capita de charitate, 2, 32 (PG 90, 995)).

Ik zou graag een wezenlijk punt ter overweging willen geven dat ons confronteert met de verantwoordelijkheid van ons geweten. Niemand kan in onze plaats keuzes maken: “dit is de hoogste graad van waardigheid van de mens: dat hij door zichzelf en niet door een ander naar het goede geleid wordt” (H. Thomas van Aquino, Super Epistolas Sancti Pauli lectura. Ad Romanos, Turijn 1953, pp. 38-39). Velen van ons hebben het katholieke geloof geërfd van hun ouders en door de genade van God is op het moment waarop we, kort na onze geboorte, het doopsel ontvingen, het bovennatuurlijk leven in onze ziel begonnen. Maar ons hele leven lang, en zelfs elke dag, moeten we telkens ons besluit om God boven alles te beminnen, vernieuwen. “Werkelijk christen is alleen hij die zich onderwerpt aan de macht van het éne Woord van God” (Origenes, Contra Celsum, 8, 36 (PG 11, 1571)), die geen voorwaarden stelt aan die ontzagwekkende onderwerping en die vastbesloten is om de duivelse bekoring te weerstaan door dezelfde levenshouding aan te nemen als Christus: De Heer uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen (Mat 4, 10).

Vrijheid van de gewetens

Gedurende alle jaren van mijn priesterschap heb ik altijd mijn liefde voor de persoonlijke vrijheid gepreekt, of meer nog uitgeschreeuwd. En bij sommigen bemerk ik een blik van wantrouwen, alsof ze vrezen, dat er in de verdediging van de vrijheid een gevaar voor het geloof verborgen zou zitten. Laten die kleinmoedigen met een gerust hart ademhalen. Alleen een valse uitleg van vrijheid is in tegenspraak met het geloof. Een vrijheid die ontbloot is van al haar doeleinden, van elke objectieve vorm, van elke wet, van elke verantwoordelijkheid, in één woord de losbandigheid: die is in tegenspraak met het geloof. Ongelukkigerwijs wordt die juist door sommigen verdedigd. Die eis juist is een aanslag op het geloof.

Daarom is het niet helemaal juist om te spreken over 'vrijheid van geweten', want dat komt erop neer, dat de afwijzing van God door de mens als een moreel gezien billijke keuze wordt beschouwd. We hebben al aan de orde gesteld, dat we ons kunnen verzetten tegen de verlossingsplannen van de Heer. We kunnen het, maar we mogen het niet. En als iemand weloverwogen die stelling betrekt, zondigt hij, omdat hij het voornaamste gebod overtreedt: Gij moet Jahwe uw God beminnen met heel uw hart (Deut 6, 5).

Ik verdedig met alle kracht de “vrijheid van de gewetens” (Leo XIII, Encycliek Libertas praestantissimum, 20 juni 1888, ASS 201888, p. 606) volgens welke niemand een ander schepsel mag verhinderen God die eer te brengen die Hem toekomt. De rechtmatige zucht naar waarheid moet geëerbiedigd worden. De mens heeft de zware plicht de Heer te zoeken, Hem te kennen en Hem te aanbidden. Maar niemand op aarde kan zich veroorloven zijn naaste te dwingen een geloof te praktizeren dat hij niet heeft. Evenmin mag iemand zich het recht aanmatigen degeen die het geloof van God gekregen heeft, kwaad te doen.

Onze Moeder de Heilige Kerk heeft zich altijd uitgesproken voor de vrijheid en zij heeft alle fatalismen afgewezen, de oude en de minder oude. Zij heeft altijd onderstreept, dat elke ziel haar eigen lot kan bepalen, ten goede of ten kwade: “en zij die niet van de goede weg zijn afgedwaald, zullen het eeuwige leven binnengaan; en zij die kwaad begaan hebben het eeuwige vuur” (Symbolum Quicumque, 41). Wij zijn telkens weer onder de indruk van dit verschrikkelijke vermogen van u en van mij. Maar dit vermogen is tevens het teken van onze adel. “De zonde is zozeer een vrijwillig kwaad, dat er geen zonde kan zijn die niet zijn oorsprong heeft in de wil. Die verklaring bergt in zich een dergelijke duidelijkheid, dat ze eenstemmigheid brengt onder het kleine aantal wijzen en het grote aantal onwetenden dat onze aarde bewoont” (H. Augustinus, De vera religione, 14, 27 (PL 34, 133)).

Ik verhef opnieuw mijn hart in een dankzegging tot God, mijn Heer, want er was niets dat Hem belette ons zo te scheppen dat we niet konden zondigen, begiftigd met een onweerstaanbare drang naar het goede. Maar “Hij heeft geoordeeld, dat zijn dienaren beter zouden zijn, als ze Hem vrij zouden dienen” (Ibidem, 14, 27 (PL 34, 134)). Hoe groots zijn de liefde en de barmhartigheid van onze Vader! Oog in oog met zijn 'goddelijke dwaasheden' voor zijn kinderen zou ik duizend monden en duizend harten en meer nog willen hebben, opdat mijn leven een ononderbroken lofzang zou kunnen zijn voor God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. Bedenk dat de Almachtige, Hij die door zijn Voorzienigheid de wereld bestuurt, geen slaven wil. Hij heeft liever vrije kinderen. Hoewel we proni ad peccatum, geneigd tot de zonde, geboren worden door de val van het eerste paar, heeft hij in de ziel van ieder van ons een sprankje van zijn oneindig inzicht, de neiging tot het goede, het verlangen naar een vrede zonder einde gelegd. En Hij laat ons begrijpen dat we waarheid, geluk en vrijheid zullen verwerven als we ervoor zorgen, dat dit zaad van eeuwig leven wortel schiet.

Rechtvaardigheid en liefde tot vrijheid en waarheid

Vanaf mijn jeugd —zoals de Heilige Schrift het uitdrukt (vgl. Mat 11, 15): sinds ik oren had om te horen— hoorde ik spreken over het 'sociale vraagstuk'. Denk niet dat dit bijzonder is, want het is een oud onderwerp, een thema van alle tijden. Misschien is het probleem opgekomen op hetzelfde moment waarop mensen zich op de een of andere manier zijn gaan organiseren en waarop de verschillen in leeftijd, intelligentie, arbeidsgeschiktheid, belangstelling, persoonlijkheid zichtbaarder werden.

Ik weet niet of de sociale klassen een noodzakelijk kwaad zijn. Het is in elk geval niet mijn vak over deze dingen te praten en het minst van al hier, in deze kapel, waar wij bijeengekomen zijn om over God te spreken —ik zou in mijn leven het liefst nooit een ander thema aansnijden— en om met God te praten.

Denk wat u denken wilt in alle kwesties die de Voorzienigheid aan de vrije en legitieme discussie van de mensen heeft overgelaten. Maar op mij als priester van Christus rust de verplichting daar bovenuit te stijgen en u eraan te herinneren dat wij, hoe dan ook, nooit kunnen verzuimen rechtvaardigheid te bedrijven, en met heldenmoed, als dat nodig is.

Wij hebben de plicht de persoonlijke vrijheid van iedereen te verdedigen in de wetenschap dat het Christus is die deze vrijheid voor ons verkregen heeft (vgl. Gal 5, 1). Als wij niet zo optreden, met welk recht zouden wij dan een beroep mogen doen op onze eigen vrijheid? Ook de waarheid moeten wij verdedigen, want veritas liberabit vos (Joh 8, 32), de waarheid bevrijdt, terwijl onwetendheid leidt tot slavernij. Voor alle mensen moeten wij het recht verdedigen op leven, op het bezitten van het noodzakelijke om een waardig bestaan te leiden, het recht op werken en uitrusten, het recht een levensstaat te kiezen, een gezin te vormen, binnen het huwelijk kinderen ter wereld te brengen en op te voeden, het recht ziekte en ouderdom in rust door te brengen, het recht deel te nemen aan het culturele leven, het recht zich met medeburgers te verenigen om rechtmatige doelen te verwezenlijken en op de allereerste plaats het recht om in volle vrijheid God te kennen en lief te hebben, want het —rechtschapen— geweten ontdekt de sporen van de Schepper in alles.

Juist daarom is het van belang te herhalen —ik begeef me hier niet op het terrein van de politiek, maar ik voeg me naar de leer van de Kerk— dat het marxisme onverenigbaar is met het geloof in Christus. Bestaat er iets dat meer tegenstrijdig is met het geloof dan een systeem dat alles baseert op het uit de ziel verwijderen van de beminnende aanwezigheid van God? Roep het met luide stem, zodat uw stem duidelijk gehoord wordt: om gerechtigheid te bedrijven hebben wij het marxisme op geen enkele wijze nodig. Integendeel, deze grove dwaling werpt, door louter materialistische oplossingen voor te stellen, belemmeringen op voor het bereiken van het geluk en de ontspanning tussen de mensen. Binnen het christendom vinden wij het goede licht dat altijd een antwoord geeft op alle problemen: wij hoeven alleen maar oprecht te proberen katholiek te zijn, non verbo neque lingua, sed opere et veritate (1 Joh 3, 18), niet met woorden en leuzen, maar met werk en waarheid. Zeg het elke keer als de gelegenheid zich voordoet —zoek de gelegenheid als het nodig is— zonder terughoudendheid, zonder vrees.