Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Bovennatuurlijk leven  → leven van gebed.

Telkens als we in ons binnenste het verlangen voelen onszelf te verbeteren, met meer edelmoedigheid te beantwoorden aan wat de Heer van ons vraagt, elke keer als we een gids, een heldere ster zoeken om ons de weg te wijzen tot een christelijk leven, brengt de Heilige Geest ons deze woorden uit het evangelie in herinnering: Hij leerde hun in een gelijkenis dat zij steeds moesten bidden en daarin niet versagen (Luc 18, 1). Het gebed is het fundament van alle bovennatuurlijke arbeid. Met het gebed kunnen we alles. En als we aan dit middel geen aandacht schenken, bereiken we niets.

Ik zou willen dat we bij de meditatie van vandaag eens en voor al overtuigd raken van de noodzaak ons erop te richten contemplatief te zijn in de wereld, gewoon op straat, bij het werk. We moeten een gesprek met God gaande houden, dat in de loop van de dag niet mag verflauwen. Als we loyaal in de voetstappen van de Meester willen treden, is dat de enige weg.

Gebed, een tweegesprek

We zijn de weg van het gebed al ingeslagen. Hoe moeten we nu verder? Hebt u niet gezien hoeveel mensen —mannen en vrouwen— alleen maar met zichzelf lijken te praten, voldaan naar zichzelf luisteren? Het is een bijna onstuitbare woordenstroom, een monoloog die telkens onverdroten terugkeert naar de problemen die hen bezighouden zonder dat middelen worden aangedragen om ze op te lossen. Misschien is hun enig motief een ziekelijk verlangen naar medelijden of bewondering. Het lijkt wel alsof hun verlangens niet verder reiken.

Als we werkelijk ons hart willen uitstorten en daarbij eerlijk en eenvoudig blijven, zullen we de raad zoeken van mensen die van ons houden, die ons begrijpen. Dan praat men met zijn vader of moeder, man of vrouw, broer of zus, vriend of vriendin. Zo komt er meteen een gesprek op gang, hoewel het vaak voorkomt dat we eerder onszelf ter sprake brengen, vertellen wat ons overkomen is, dan dat we luisteren. Laten we ons op dezelfde manier tegenover God gaan gedragen, in de zekerheid dat Hij ons hoort en antwoord geeft. Wij moeten met gespitste oren naar Hem luisteren. We moeten ons geweten openstellen voor een nederige samenspraak met God. Vol vertrouwen doen we Hem verslag van alles wat er in ons hoofd en ons hart omgaat: vreugde, verdriet, hoop, pijn, succes, mislukkingen, tot en met de kleinste gebeurtenissen van de dag. Omdat wij beseffen dat onze Hemelse Vader belang stelt in al onze zaken.

Voor sommigen is dit alles misschien bekend, voor anderen nieuw. Voor allen is het moeilijk. Ikzelf zal tot aan mijn laatste snik blijven preken dat het absoluut noodzakelijk is, dat we een geest van gebed hebben, altijd, in welke situatie dan ook, in de meest uiteenlopende omstandigheden, want God laat ons nooit in de steek. Het is niet christelijk de vriendschap van God alleen te zien als een uiterst redmiddel. Is het soms normaal, dat we mensen van wie we houden, ignoreren en minachten? Zeker niet. Onze woorden, verlangens, gedachten gaan voortdurend uit naar onze geliefden; het is net een blijvende aanwezigheid. Zo moet het ook zijn met God.

Dit zoeken naar de Heer maakt van onze hele dag één intiem en vertrouwelijk gesprek. Ik heb het gezegd, ik heb het heel vaak geschreven en ik wil het best nog eens herhalen, omdat de Heer —met zijn voorbeeld— ons laat zien dat dit het juiste gedrag is: bidden zonder ophouden, van de vroege morgen tot de late avond en van de late avond tot de vroege morgen. Als alles op rolletjes gaat: dank U, God! Als er een moeilijk ogenblik is: Heer, laat me niet alleen! En deze God, zachtmoedig en nederig van hart (Mat 11, 29), zal onze smeekbeden niet vergeten en zal ook niet onaangedaan blijven, want Hij heeft ons verzekerd: Vraagt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en er zal worden opengedaan (Luc 11, 9).

Laten we er daarom voor zorgen ons bovennatuurlijk gezichtspunt nooit kwijt te raken en God te zien achter alles wat ons overkomt: achter aangename dingen, onaangename dingen, achter troostrijke dingen… en achter de ontroostbaarheid om de dood van een geliefde. Eerst en vooral spreek met God, uw Vader. Zoek de Heer in het centrum van uw ziel. Dat is geen onbelangrijke zaak. Het is juist een duidelijk blijk van een duurzaam innerlijk leven, van een authentieke samenspraak in liefde. Deze levenswijze zal ons geen enkele psychische misvorming opleveren, omdat ze —voor een christen— even natuurlijk is als het kloppen van zijn hart.

Een personage meer

In de dertig jaar van mijn priesterschap heb ik met vasthoudendheid gewezen op de noodzaak van het gebed en op de mogelijkheid het bestaan tot een ononderbroken smeekbede te maken. Er zijn toen ook mensen geweest die me gevraagd hebben: ?Maar is het wel mogelijk altijd zo te handelen?? Dat is het. De vereniging met Onze Heer zondert ons niet af van de wereld, verandert ons niet in vreemde wezens die buiten de loop der dingen staan.

God heeft ons geschapen. Hij heeft ons verlost. Hij houdt zoveel van ons, dat Hij zijn eniggeboren Zoon voor ons overhad (vgl. Joh 3, 16). Hij wacht op ons —elke dag— zoals de vader van de parabel wacht op zijn verloren zoon (vgl. Luc 15, 11­32). Als dat allemaal waar is, zou Hij er dan niet verlangend naar uitzien dat we Hem vol liefde tegemoet treden? Het zou wel heel vreemd zijn als we niet met God zouden spreken, ons van Hem af zouden wenden, Hem zouden vergeten, ons bezig zouden houden met werkzaamheden die niets te maken hebben met de ononderbroken impulsen van de genade.

Levend gebed

Ik sta op en doorkruis de stad, zoek op pleinen en in straten naar mijn zielsbeminde… (Hoogl 3, 2). En niet alleen de stad: ik zal me van het ene eind van de wereld naar het andere haasten —naar alle naties, alle volken; over paden en binnenwegen— om vrede te vinden voor mijn ziel. En die zal ik vinden in de dagelijkse bezigheden, die me daarbij volstrekt niet in de weg staan. Zij zijn juist het slingerpad van de steeds grotere liefde tot God, de drijfveer Hem meer en meer te beminnen, mij meer en meer met Hem te verenigen.

En wanneer we —hevig— bekoord worden door ontmoediging, weerstand, strijd, verwarring, door een nieuwe nacht in de ziel, legt de psalmist ons deze woorden in de mond, en in het verstand: Ik ben met hem in de nood (Ps 91, 15). Wat is, Jezus, mijn kruis waard tegenover het uwe? Wat stellen mijn schrammen voor tegenover uw wonden? Wat betekent tegenover uw onmetelijke, zuivere en grenzeloze liefde deze armzalige last die Gij op mijn schouders hebt gelegd? En uw hart, en het mijne, zullen vervuld worden door een heilig verlangen en —met daden— belijden wij, dat 'wij sterven van liefde' (vgl. Hoogl 5, 8).

Er ontstaat een dorst naar God, een hevig verlangen zijn tranen te begrijpen; zijn glimlach te zien, zijn aangezicht… Bedenk, dat de beste manier om dat onder woorden te brengen is het citeren van de woorden uit de Heilige Schrift: Gelijk het hert dat reikt naar waar het water stroomt, zo in verlangen reikt mijn ziel naar U, o God (Ps 42, 2). En de ziel raakt steeds meer vertrouwd met God, vergoddelijkt: de gedoopte is als een dorstige reiziger die zijn mond opent voor de wateren van de bron (vgl. Sir 26, 12).