Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is Eucharistie.

Jullie hebben zojuist naar de plechtige lezing van twee teksten uit de heilige Schrift geluisterd, die bij de Mis van de 21ste zondag na Pinksteren horen. Door het luisteren naar het woord van God hebben jullie je al verplaatst in de sfeer waarin mijn woorden tot jullie zich zullen bewegen. Het zijn de woorden van een priester, gericht tot een grote familie van kinderen van God in Zijn heilige Kerk, woorden dus die bovennatuurlijk bedoeld willen zijn, die van de grootheid van God en van zijn barmhartigheid spreken en die jullie moeten voorbereiden op de indrukwekkende eucharistieviering die wij vandaag op de campus van de Universiteit van Navarra houden.

Laten we een moment stilstaan bij wat ik zojuist gezegd heb. Wij vieren nu de heilige Eucharistie, het sacramentele offer van het Lichaam en Bloed van de Heer, dit geheim van het geloof, dat alle geheimen van het christendom in zich verenigt. Wij vieren dus de meest heilige en verheven handeling die wij mensen, dankzij de genade van God, in dit leven kunnen verrichten. Want als wij het Lichaam en het Bloed van de Heer ontvangen, ontdoen wij ons in zekere zin al van de boeien van ruimte en tijd en verenigen wij ons met God in de hemel, waar Christus zelf elke traan uit onze ogen zal drogen, waar de dood niet meer zal zijn, noch het geweeklaag of de vermoeienis, want de oude wereld zal reeds voorbij zijn (vgl. Apok 21,4).

Deze zo diepe en troostvolle waarheid, de eschatologische zin van de Eucharistie zoals de theologen gewoonlijk zeggen, kan echter verkeerd begrepen worden. En dat gebeurt inderdaad steeds wanneer men tracht het christelijke bestaan als iets louter spiritueels of, beter gezegd, spiritualistisch op te vatten; als een leven dat alleen voor onbesmette, buitengewone mensen bedoeld is, die zich niet met de verachtelijke dingen van deze wereld inlaten of ze hooguit verdragen als iets wat, terwijl wij hier leven, noodzakelijk gepaard gaat met de geest.

Wanneer men de dingen zo ziet, wordt het kerkgebouw de plaats bij uitstek van het christelijk leven. Christen-zijn betekent dan naar de kerk gaan, deelnemen aan sacrale ceremonies en zich opsluiten in een kerkelijke sociologie, in een soort afgescheiden wereld die zichzelf presenteert als het voorportaal van de hemel, terwijl de gewone wereld zijn eigen gang gaat. De leer van het christendom en het leven van de genade zouden op die manier de jachtige loop van de menselijke geschiedenis hoogstens even raken, maar zonder er echt contact mee te krijgen.

Terwijl wij ons op deze oktobermorgen voorbereiden op de viering van de gedachtenis van dood en verrijzenis van de Heer, willen wij tegenover deze misvormde kijk op het christendom een duidelijk neen laten horen. Kijk eens naar het decor van onze Eucharistie, van onze dankzegging. Wij zijn in een heel speciaal godshuis. De campus van de universiteit, zou je kunnen zeggen, is het schip; de universiteitsbibliotheek het altaar, daarginds staan de machines voor de bouw van nieuwe gebouwen en boven ons de hemel van Navarra…

Door deze opsomming wordt toch op een beeldende en onvergetelijke wijze onderstreept, dat het dagelijkse leven de echte plaats is van jullie christelijk bestaan? Mijn kinderen, daar onder jullie broers en zussen, de mensen, in jullie idealen, jullie werk en jullie liefde, dáár is de plaats van jullie dagelijkse ontmoeting met Christus. Daar, te midden van de meest materiële dingen, moeten wij ons heiligen door God en alle mensen te dienen.

Voortdurend heb ik het onderwezen met woorden uit de heilige Schrift: de wereld is niet slecht, want zij is voortgekomen uit de handen van God, want zij is zijn scheppingswerk, want Jahweh keek ernaar en zag dat het goed was (vgl. Gen 1,7 e.v.). Wij mensen zijn het die met onze zonden en ontrouw de wereld slecht en lelijk maken. Jullie hoeven er niet aan te twijfelen: voor jullie, mannen en vrouwen van de wereld, staat elke vlucht uit de eerlijke werkelijkheid van het leven van alledag haaks op de wil van God.

Jullie moeten je er nu opnieuw goed van bewust zijn, dat God jullie roept om Hem juist in en vanuit de burgerlijke, materiële, wereldlijke taken van het menselijke leven te dienen: in het laboratorium, in de operatiekamer, in de kazerne of op de leerstoel van een universiteit, in de fabriek, in de werkplaats, op het land, in de huishouding, in heel dit immense panorama van het dagelijks werk wacht God elke dag weer op ons. Beseft het goed: in elke situatie, hoe alledaags ook, is iets heiligs, iets goddelijks te vinden. Aan jullie de taak dat te ontdekken.

Aan studenten en arbeiders die ik in de jaren dertig om me heen verzamelde, zei ik altijd dat ze moesten leren het geestelijke leven te materialiseren. Ik wilde ze daarmee beschermen tegen de toen en ook nu nog zo vaak voorkomende verleiding om een soort dubbelleven te leiden: aan de ene kant het innerlijke leven, de omgang met God, en aan de andere kant, goed onderscheiden, het leven in gezin, beroep en maatschappij, een leven vol kleine aardse dingen.

Nee, mijn kinderen! Jullie mogen geen dubbelleven leiden. Als wij christenen willen zijn, kunnen wij met dat soort schizofrenie niet meedoen. Want er is maar één leven, dat uit vlees en geest bestaat, en dat ene leven moet naar lichaam en ziel geheiligd en door God vervuld worden: door deze onzichtbare God, die wij in heel zichtbare en materiële dingen ontmoeten.

Een andere weg is er niet. Of we leren de Heer in ons dagelijks leven ontdekken of we zullen Hem nooit vinden. Onze tijd heeft het nodig dat aan de materie en aan heel gewoon lijkende situaties hun edele en oorspronkelijke zin teruggegeven wordt, dat ze in dienst van Gods rijk gesteld worden en dat ze vergeestelijkt worden door er een middel en een gelegenheid van te maken om Christus voortdurend te ontmoeten.

De echt christelijke geest die de verrijzenis van het vlees belijdt, heeft zich logischerwijze altijd verzet tegen een valse vergeestelijking zonder bang te zijn van materialisme beschuldigd te worden. Integendeel, het is geoorloofd van een christelijk materialisme te spreken dat zich dapper te weer stelt tegen materialistische stromingen die zich afsluiten voor de geest.

Wat zijn de sacramenten - sporen van de Menswording van het Woord, zoals de ouden zeiden - anders dan de meest duidelijke uiting van de weg, die God gekozen heeft om ons te heiligen en naar de hemel te leiden? Zien jullie niet dat elk sacrament de liefde van God is - met al haar scheppende en verlossende kracht - die ons gegeven wordt met behulp van stoffelijke middelen? Wat is de Eucharistie, die wij over enige ogenblikken zullen vieren, anders dan het hoogverheven Lichaam en Bloed van onze Verlosser die zich voor ons offert door middel van de nederige materie van deze wereld, wijn en brood, door middel van de elementen van de natuur die door de mens gecultiveerd zijn (vgl. Gaudium et Spes, 38), zoals het laatste oecumenisch concilie in herinnering heeft willen brengen?

In dit licht is het goed te begrijpen dat de heilige Paulus schrijft: Alles behoort jullie toe, maar jullie behoren aan Christus toe en Christus aan God (1 Kor 3,22-23). Het gaat om een opwaartse beweging die de heilige Geest, uitgestort in onze harten, in de wereld wil veroorzaken: een beweging die van de aarde opstijgt tot aan de heerlijkheid van God. En om voor altijd duidelijk te maken dat die beweging zelfs de meest prozaïsch lijkende realiteiten omvat, schrijft de heilige Paulus ook: Of jullie nu eten of drinken, doet alles ter ere van God (1 Kor 10,31).

Mijn kinderen, het is tijd om te eindigen. Aan het begin zei ik dat ik jullie iets van de grootheid en de barmhartigheid van God wilde verkondigen. Ik denk dat ik dit gedaan heb door te spreken over het heiligen van het alledaagse leven. Want een geheiligd leven te midden van de aardse realiteit - zonder lawaai, in eenvoud en waarachtigheid - is dat vandaag de dag niet de meest aangrijpende verkondiging van de magnalia Dei, van de grote daden van de Heer (Sir 18,5), van de machtige barmhartigheid, die God altijd al heeft betoond en blijft betonen om de wereld te redden?

En nu wil ik jullie met de woorden van de psalmist vragen om je met mij in gebed en lofprijzing te verenigen: Magnificate Dominum mecum et extollamus nomen eius simul, verheerlijkt met mij de Heer, verheffen wij zijn naam eenparig (Ps 33,4). Met andere woorden: laten wij uit het geloof leven!

Laten wij het schild van het geloof nemen, de helm van het heil en het zwaard van de geest, dat het woord van God is. Zo spoort de apostel Paulus ons aan in zijn brief aan de Efeziërs (Ef 6,11 e.v.) die we zojuist in de liturgie van het woord gehoord hebben.

Geloof: een deugd die wij, christenen, zozeer nodig hebben, heel in het bijzonder in dit jaar van het geloof, dat onze geliefde Heilige Vader paus Paulus VI heeft uitgeroepen. Waar het geloof afwezig is, ontbreekt eigenlijk het fundament voor de heiliging van het dagelijks leven.

Een levendig geloof hebben we nodig, vooral nu wij het mysterium fidei (1 Tim 3,9), de heilige Eucharistie, naderen en deelnemen aan het Pasen van de Heer, dat heel de barmhartigheid van God met de mensen omvat en verwezenlijkt.

Geloof, mijn kinderen, om te belijden dat over enige ogenblikken hier op dit altaar het werk van onze verlossing vernieuwd wordt (Secreta van de 9de zondag na Pinksteren). Geloof om het Credo met geheel ons hart te bidden en om hier bij deze bijeenkomst, rond het altaar, de tegenwoordigheid van Christus te ervaren. Hij laat ons cor unum et anima una (Hnd 4,32), één van hart en één van ziel zijn en maakt ons tot dat ene gezin, tot Kerk: tot de ene heilige, katholieke, apostolische en roomse, dat wil zeggen universele Kerk.

En geloof hebben we ten slotte nodig, beminde zonen en dochters, om aan de wereld te laten zien dat dit alles niet slechts ceremonies en mooie woorden zijn, maar een goddelijke realiteit die wij aan de mensen door het getuigenis van een gewoon leven aanbieden, een gewoon dagelijks leven, dat met de hulp van Maria geheiligd wordt in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.