Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is Geloof → christelijke roeping .

We zouden dit interview willen beginnen met een kwestie, die door tallozen op zeer verschillende wijze geïnterpreteerd wordt, de kwestie namelijk van het aggiornamento. Wat is naar uw mening de juiste betekenis van dit woord, en wel in zijn betrekking tot het leven van de Kerk?

Trouw. Voor mij betekent aggiornamento in eerste instantie: trouw. Een man is een beter echtgenoot, bestuurder of soldaat naarmate hij zich op ieder moment, in de meest uiteenlopende situaties van het leven, met meer trouw wijdt aan de eens op zich genomen verplichtingen van liefde en rechtvaardigheid. Deze fijngevoelige, in daden omgezette en voortdurende trouw kost moeite, zoals iedere toepassing van principes op de veranderlijke realiteit van het voorbijgaande moeilijk is. Maar daarom is trouw het beste verweer van de mens tegen geestelijke ouderdom, de dorheid van het hart en mentale verstarring. Hetzelfde geldt voor het leven van instellingen, en heel in het bijzonder voor het leven van de Kerk, waaraan immers niet beperkte menselijke planning, maar Gods raadsbesluit ten grondslag ligt. De verlossing, het heil van de wereld, is de vrucht van de liefdevolle en kinderlijke trouw van Jezus Christus - en met Hem ook van ons - aan de wil van zijn hemelse Vader, die Hem gezonden heeft. Daarom betekent het aggiornamento van de Kerk vandaag de dag - zoals trouwens in elke andere periode van de geschiedenis eigenlijk niets anders dan een hernieuwde en vreugdevolle bevestiging van de trouw van het volk Gods aan de zending die het gekregen heeft, aan het Evangelie.

Natuurlijk kan deze trouw - levend en actueel voor alle levensomstandigheden van de mensen - passende leerstellige ontwikkelingen in het uiteenzetten van de geloofsschat, het depositum fidei, vereisen. Hetzelfde geldt voor de wijzigingen en hervormingen die de organisatorische structuren en de missie- en apostolaatsmethoden, wat hun menselijk element betreft voor verbetering vatbaar, vervolmaken. Dit alles is inderdaad in de tweeduizend jaar oude geschiedenis van de Kerk vaak het geval geweest en juist ook nu weer op het Tweede Vaticaans Concilie. Maar het zou op zijn minst oppervlakkig zijn te denken dat het aggiornamento op de eerste plaats verandering betekent, of dat elke verandering reeds aggiornamento is. Ik volsta hier met eraan te herinneren dat enige mensen, buiten de leer van het concilie om en er zelfs tegen in, het liefst veranderingen zouden ingevoerd zien die het volk Gods op zijn weg vooruit, naar de toekomst, zouden doen omkeren en terugbrengen naar de situatie van de feodale Middeleeuwen.

Het Opus Dei speelt een vooraanstaande rol in het ontwikkelingsproces van de leek, dat nu aan de gang is. Wij zouden u op de eerste plaats willen vragen wat naar uw mening de voornaamste kenmerken van dat proces zijn?

Het is altijd mijn opvatting geweest dat de bewustwording van de waardigheid van de christelijke roeping het fundamentele kenmerk is in het ontwikkelingsproces van de leken. De roepstem van God, het merkteken van het Doopsel en de genade maken dat iedere christen het geloof volledig kan en moet verwezenlijken. Iedere christen moet onder de mensen een alter Christus, ipse Christus (een andere Christus, Christus zelf) zijn. De heilige Vader heeft het op ondubbelzinnige wijze onder woorden gebracht: “Wij moeten aan het feit dat wij gedoopt zijn en door dit sacrament in het mystieke lichaam van Christus, de Kerk, opgenomen, weer zijn volle betekenis teruggeven (…). Het christen-zijn, het ontvangen van het Doopsel mag niet als iets onbetekenends beschouwd worden dat geen bijzondere aandacht verdient; het dient een onuitwisbaar en verblijdend stempel op het geweten van iedere gedoopte te drukken” (Encycliek Ecclesiam suam, deel 1).

Ik begrijp niet dat er katholieken, en nog minder dat er priesters zijn, die jarenlang met een gerust geweten het gebruik van de pil als middel ter voorkoming van zwangerschap aanprijzen en met een trieste ongegeneerdheid aan de pauselijke leerstellingen voorbijgaan. Ook mogen zij niet zo maar zeggen, wat met ongelofelijke lichtzinnigheid gebeurt, dat de Paus, als hij niet ex cathedra spreekt, alleen maar een privé-leerstuk verkondigt, dat aan dwaling onderhevig kan zijn. Het getuigt reeds van een enorme arrogantie te menen dat de Paus zich vergist, en dat men met eigen mening denkt de waarheid gevonden te hebben.

Maar bovendien vergeten ze dat de Paus niet alleen leraar - onfeilbaar, als hij het uitdrukkelijk zegt - maar ook de hoogste wetgever van de Kerk is. En wat in deze zaak op niet mis te verstane wijze verordonneerd is door de huidige paus Paulus VI, is dat alle door paus Pius XII in deze delicate kwestie gegeven voorschriften nog steeds bindend zijn. Pius XII heeft, zoals bekend, alleen toepassing van enkele natuurlijke methoden - dus niet de pil - toegestaan om de conceptie in sporadische en zwaarwichtige gevallen te voorkomen. Een tegengesteld advies is dus een blijk van ernstige ongehoorzaamheid tegenover de Paus in een belangrijke zaak.

Het gebruik van deze of andere voorbehoedsmiddelen heeft in alle opzichten allerlei droevige gevolgen. Het leidt tot ontwrichting van de echtelijke liefde, omdat man en vrouw elkaar niet meer als echtgenoot maar als medeplichtige zien. Het leidt tot leegheid en ontrouw, tot verstoring van het psychische en geestelijke evenwicht, tot talrijke nadelen voor de kinderen en het verlies van de vrede in het huwelijk. Over dit thema zou ik een dik boek kunnen schrijven maar dat vind ik niet nodig; ik geef er de voorkeur aan me te beperken tot gehoorzaamheid aan de Paus. Als deze eens zou verklaren dat het gebruik van een bepaald medicijn als voorbehoedmiddel geoorloofd is, dan zou ik me schikken naar wat de Paus zegt. En na voor elk afzonderlijk geval de duidelijke gevaren overwogen te hebben die ik net noemde, zou ik met inachtneming van de pauselijke normen en de moraaltheologie een advies geven dat ik volgens mijn eigen geweten voor dat concrete geval juist vind.

Bovendien zal ik steeds voor ogen houden dat de redding van onze huidige wereld niet in handen ligt van hen die het leven van de geest in slaap willen sussen en die denken alles te kunnen reduceren tot economische kwesties en materieel welzijn, maar van hen die weten dat de morele norm gericht is op het eeuwige doel van de mens; van diegenen die in God geloven, die edelmoedig aan de eisen van het geloof voldoen en die zo hun omgeving leren begrijpen dat de zin van ons leven uitstijgt boven al het aardse.

Juist deze zekerheid mag ons niet verleiden tot een vlucht uit de wereld maar moet ons helpen bij onze inspanning om aan iedereen een arbeidsplaats en de noodzakelijke materiële middelen ter beschikking te stellen, zodat niemand zich op onrechtvaardige wijze beperkt voelt in zijn gezinsleven en sociale ontplooiing.

Mijn kinderen, het is tijd om te eindigen. Aan het begin zei ik dat ik jullie iets van de grootheid en de barmhartigheid van God wilde verkondigen. Ik denk dat ik dit gedaan heb door te spreken over het heiligen van het alledaagse leven. Want een geheiligd leven te midden van de aardse realiteit - zonder lawaai, in eenvoud en waarachtigheid - is dat vandaag de dag niet de meest aangrijpende verkondiging van de magnalia Dei, van de grote daden van de Heer (Sir 18,5), van de machtige barmhartigheid, die God altijd al heeft betoond en blijft betonen om de wereld te redden?

En nu wil ik jullie met de woorden van de psalmist vragen om je met mij in gebed en lofprijzing te verenigen: Magnificate Dominum mecum et extollamus nomen eius simul, verheerlijkt met mij de Heer, verheffen wij zijn naam eenparig (Ps 33,4). Met andere woorden: laten wij uit het geloof leven!

Laten wij het schild van het geloof nemen, de helm van het heil en het zwaard van de geest, dat het woord van God is. Zo spoort de apostel Paulus ons aan in zijn brief aan de Efeziërs (Ef 6,11 e.v.) die we zojuist in de liturgie van het woord gehoord hebben.

Geloof: een deugd die wij, christenen, zozeer nodig hebben, heel in het bijzonder in dit jaar van het geloof, dat onze geliefde Heilige Vader paus Paulus VI heeft uitgeroepen. Waar het geloof afwezig is, ontbreekt eigenlijk het fundament voor de heiliging van het dagelijks leven.

Een levendig geloof hebben we nodig, vooral nu wij het mysterium fidei (1 Tim 3,9), de heilige Eucharistie, naderen en deelnemen aan het Pasen van de Heer, dat heel de barmhartigheid van God met de mensen omvat en verwezenlijkt.

Geloof, mijn kinderen, om te belijden dat over enige ogenblikken hier op dit altaar het werk van onze verlossing vernieuwd wordt (Secreta van de 9de zondag na Pinksteren). Geloof om het Credo met geheel ons hart te bidden en om hier bij deze bijeenkomst, rond het altaar, de tegenwoordigheid van Christus te ervaren. Hij laat ons cor unum et anima una (Hnd 4,32), één van hart en één van ziel zijn en maakt ons tot dat ene gezin, tot Kerk: tot de ene heilige, katholieke, apostolische en roomse, dat wil zeggen universele Kerk.

En geloof hebben we ten slotte nodig, beminde zonen en dochters, om aan de wereld te laten zien dat dit alles niet slechts ceremonies en mooie woorden zijn, maar een goddelijke realiteit die wij aan de mensen door het getuigenis van een gewoon leven aanbieden, een gewoon dagelijks leven, dat met de hulp van Maria geheiligd wordt in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.