Lijst van punten

Er zijn 7 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is Vorming → vorming en vrijheid.

Hoe is het Opus Dei georganiseerd?

Als, zoals ik u net zei, de roeping van het Werk de mens in zijn normale leven midden in zijn werk bereikt, wordt het duidelijk dat het Opus Dei niet gebaseerd kan zijn op comités, vergaderingen, bijeenkomsten enzovoort. Tot verbazing van sommigen heb ik wel eens gezegd dat het Opus Dei in die zin een ongeorganiseerde organisatie is. De meeste leden, haast allemaal, leven zelfstandig, daar waar ze ook zouden wonen als ze geen lid waren: thuis, bij hun gezin, op hun werk.

En daar waar hij leeft, vervult ieder lid van het Werk het doel van het Opus Dei: proberen heilig te zijn door zijn leven te maken tot een dagelijks, gewoon, onopvallend zo men wil, apostolaat, dat niettemin volhardend en goddelijk doeltreffend is. Dat is het belangrijkste.

En om dat leven van heiligheid en apostolaat te voeden krijgt ieder de nodige geestelijke steun, de raad en de oriëntering van het Opus Dei, maar dat alles alleen op zuiver spiritueel gebied. Op elk ander terrein - het werk, het maatschappelijke leven enzovoort - handelt ieder zoals hij zelf wil, ook al is hij zich ervan bewust dat dat geen neutraal gebied is maar de materie die heilig maakt en geheiligd moet worden en die een middel tot apostolaat is.

Op die wijze leiden allen hun eigen leven met de daaruit voortvloeiende relaties en verplichtingen, en komen bij het Werk om geestelijke steun te ontvangen. Dit vereist een bepaalde, weliswaar erg eenvoudige, structurering: er wordt voor gezorgd dat die tot het allernoodzakelijkste beperkt blijft. Men ontvangt een religieus-theologische vorming die het hele leven duurt. Ze is gericht op een eerlijke en echte vroomheid die zich in daden uit, en op een gloeiende ijver, het gevolg van het voortdurend gebed van een beschouwend iemand en van een persoonlijk en verantwoordelijk apostolaat, waaraan elk fanatisme vreemd is.

Alle leden van het Opus Dei weten bovendien waar zij een priester van het Werk kunnen vinden om met hem de problemen van hun geweten te bespreken. Een aantal leden, erg weinig in verhouding tot het geheel, woont bij elkaar om een apostolisch project te leiden of om zich te wijden aan de geestelijke zorg voor anderen. Zij vormen een normale huishouding als een christelijk gezin en blijven werken, ieder in zijn eigen beroep.

In elk land bestaat er een regionaal bestuur dat steeds een collegiaal karakter draagt. Aan het hoofd ervan staat een consiliarius. Daarnaast bestaat er een centrale leiding waarvan de zetel zich in Rome bevindt. De leden ervan zijn uit diverse landen en beroepen afkomstig. Het Opus Dei bestaat uit twee afdelingen, een voor mannen en een voor vrouwen. Beide werken geheel onafhankelijk van elkaar en zijn slechts met elkaar verenigd in de persoon van de algemeen voorzitter1.

Ik hoop dat het duidelijk geworden is wat ongeorganiseerde organisatie betekent: het primaat van de geest boven de organisatie. De leden leven niet in een keurslijf van aanwijzingen, plannen en bijeenkomsten. Ieder staat op zich zelf, met de anderen verbonden door een gemeenschappelijke spiritualiteit en het gemeenschappelijk streven naar heiligheid en apostolaat, en probeert zijn dagelijks leven te heiligen.

Na uw duidelijke uiteenzetting over dit punt de volgende vraag: wat zijn de bijzondere kenmerken van de geestelijke vorming van de leden van het Opus Dei, waardoor er niemand op grond van materiële of tijdelijke overwegingen lid van het Opus Dei is?

Elk motief dat niet zuiver geestelijk van aard is, is absoluut uitgesloten, omdat het Werk veel verlangt - onthechting, offer, zelfverloochening, ononderbroken werken voor de mensen - en niets geeft. Ik bedoel hiermee dat het Werk geen wereldlijke voordelen biedt. In plaats daarvan verschaft het zoveel te meer op het niveau van het geestelijk leven. Het verschaft middelen om in de ascetische strijd te overwinnen, het leidt de mensen naar wegen van gebed, het leert met Christus als broer om te gaan, God te zien in alle omstandigheden van het leven, zich kind van God te voelen en daarom vastbesloten Zijn leer te verspreiden.

Wie niet op de weg van het innerlijk leven vooruitgaat en begrijpt dat het de moeite waard is zich helemaal weg te schenken, het eigen leven in dienstbaarheid aan de Heer over te geven, die kan in het Opus Dei niet volharden. Want heiligheid is geen etiket, noch etiquette, maar stelt diep ingrijpende eisen.

Ook heeft het Opus Dei geen enkele activiteit met politieke, economische of ideologische doeleinden. Het is niet gebaat bij tijdelijke activiteiten. Zijn werk is uitsluitend op de geestelijke vorming van de leden en op de apostolische projecten gericht, dat wil zeggen op de voortdurende geestelijke verzorging van alle leden en op de gemeenschappelijke apostolaatswerken voor sociale hulp, liefdadigheid, opvoeding…

De leden van het Opus Dei hebben zich enkel en alleen verenigd om een duidelijk omschreven weg van heiligheid te volgen en om aan bepaalde apostolische projecten mee te werken. Hun onderlinge verplichtingen hebben geen betrekking op enig tijdelijk belang, eenvoudigweg omdat op dit terrein alle leden van het Opus Dei vrij zijn, zodat ieder zijn eigen weg gaat met verschillende en soms tegengestelde doeleinden en belangen.

Als gevolg van de uitsluitend bovennatuurlijke doeleinden is de geest van het Werk een geest van vrijheid en van liefde voor de persoonlijke vrijheid van allen. Omdat die liefde voor de vrijheid oprecht is en niet alleen maar theorie, houden wij ook van het noodzakelijke gevolg van die vrijheid, namelijk het pluralisme. In het Opus Dei is het pluralisme gewenst en bemind, het wordt niet alleen maar getolereerd en beslist niet belemmerd. Als ik al deze verschillen in instelling en opvatting zie die er bij de leden van het Werk in politieke, economische, sociale, artistieke en andere kwesties bestaan, dan is dat panorama voor mij een rede van blijdschap, omdat het bewijst dat alles functioneert zoals God het gewild heeft.

Eenheid in geest en verscheidenheid in wereldlijke zaken zijn te verenigen als er geen fanatisme en intolerantie heersen en vooral als men vanuit het geloof leeft en beseft dat wij mensen niet alleen verbonden zijn door wederzijdse genegenheid of door gemeenschappelijke belangen, maar vooral ook door de werking van die ene Geest, die van ons broeders van Christus maakt en die ons zo naar God onze Vader leidt.

Een echte christen zal nooit denken dat de eenheid in het geloof, de trouw aan het leergezag en aan de traditie van de Kerk en het streven om aan alle mensen de heilsboodschap te brengen, in tegenspraak zouden kunnen zijn met de grote verscheidenheid in opvattingen, die er kunnen zijn in kwesties die God, zoals men wel zegt, aan de vrije discussie heeft overgelaten. Sterker nog, voor een echte christen is het volkomen duidelijk dat die verscheidenheid deel uitmaakt van het goddelijke plan, dat ze gewild is door God, die zijn gaven en zijn licht uitdeelt zoals Hij wil. De christen dient de andere mensen lief te hebben en daarom tegenovergestelde meningen te respecteren en broederlijk te leven met die mensen, die anders denken dan hij.

Juist omdat de leden van het Werk in deze geest gevormd zijn, is het onvoorstelbaar dat iemand het in zijn hoofd zou halen om zijn lidmaatschap van het Werk te eigen bate te gebruiken of om anderen zijn politieke of culturele opvattingen op te dringen. De andere leden zouden dat beslist niet accepteren. Het bewuste lid zou òf zijn houding moeten veranderen òf het Werk moeten verlaten. In dit opzicht mag niemand in het Werk ooit de geringste afwijking toelaten, want hier gaat het niet alleen om de verdediging van de eigen vrijheid, maar ook om het bovennatuurlijke karakter van een taak, waaraan men zich in overgave wijdt. Daarom ben ik van mening dat persoonlijke vrijheid en persoonlijke verantwoordelijkheid de beste garantie vormen voor de bovennatuurlijke doelstelling van het Werk van God.

Er wordt tegenwoordig veel nagedacht over het probleem, hoe men de universiteit kan democratiseren en hoe men die voor alle rangen en standen van de maatschappij kan openstellen. Een universiteit die geen rekening houdt met haar sociale functie is tegenwoordig ondenkbaar. Hoe staat u tegenover deze democratisering en hoe kan volgens u de universiteit beantwoorden aan haar sociale taak?

De universiteit moet de studenten vormen in een geest van echte dienstbaarheid, dat wil zeggen, dienst aan de maatschappij door het algemeen belang te bevorderen met hun beroepswerk en hun burgerzin. De studenten moeten zich van hun verantwoordelijkheid bewust zijn. Ze dienen een gezonde onrust ten opzichte van de problemen van hun medemensen te hebben en de edelmoedige bereidheid om die problemen aan te pakken en zich voor een zo goed mogelijke oplossing ervan in te zetten. Dat alles moet de universiteit aan de studenten meegeven.

Ieder die de nodige capaciteiten bezit moet toegang tot het universitaire onderwijs hebben, onafhankelijk van sociale afkomst, economische omstandigheden, ras en godsdienst. Zolang dergelijke belemmeringen nog bestaan zal de democratisering van het onderwijs alleen maar een leeg woord blijven.

In een woord: de universiteit moet voor alle mensen openstaan en de studenten zo opleiden, dat het werk in hun toekomstige beroep alle mensen ten goede komt.

Welke verantwoordelijkheid dragen volgens u de universiteit als instelling en de afzonderlijke docenten en studenten ten aanzien van de huidige sociale en politieke situatie in ons land en in de rest van de wereld, en verder ten aanzien van oorlog, onrechtvaardigheid en onderdrukking in de wereld? Kan de universiteit het ontplooien van politieke activiteiten binnen haar muren door studenten en docenten onbeperkt toelaten?

Allereerst wil ik duidelijk maken dat wat ik in dit gesprek naar voren breng een mening is, de persoonlijke mening van een man die sinds zijn zestiende (nu ben ik vijfenzestig) nooit het contact met de universiteit heeft verloren. Het gaat hier dus om mijn eigen opvattingen en zeker niet om de opvattingen van het Opus Dei. Het Werk wil noch kan in tijdelijke en discutabele zaken positie kiezen, omdat zijn doelstelling uitsluitend van geestelijke aard is. Elk lid van het Opus Dei bezit en komt in volledige vrijheid op voor zijn eigen persoonlijke standpunt en neemt daarvan dan ook de persoonlijke verantwoordelijkheid op zich.

Om op uw vraag terug te komen, we moeten het, denk ik, eerst eens worden over wat we hier onder “politiek” verstaan. Als je onder politiek verstaat dat je je voor de vrede, de sociale rechtvaardigheid en de vrijheid van alle mensen moet interesseren en werken, dan hebben allen in de universiteit en de universiteit zelf als instelling de plicht om zich deze idealen eigen te maken en om elke inspanning te ondersteunen die erop gericht is de grote problemen van de mensheid op te lossen.

Maar als je onder “politiek” de concrete oplossing van een bepaald probleem verstaat, en wel als een naast andere mogelijke en rechtmatige oplossingen en als resultaat van eerlijke wedijver met anderen die een tegenovergestelde mening zijn toegedaan, dan ben ik van mening dat de universiteit niet de juiste plaats voor dergelijke beslissingen is.

De universiteit is de plaats om zich voor te bereiden op het oplossen van die problemen. De universiteit is een gemeenschappelijk huis; een plaats van studie en van vriendschap, van vreedzaam samenleven van mensen met verschillende zienswijzen, die steeds het legitieme pluralisme van de maatschappij tot uitdrukking brengen.

Zouden studenten of docenten, gebruik makend van hun vrijheid, de universiteit mogen politiseren, indien de politieke situatie in hun land zich zo toespitst dat ze een dergelijke handelwijze volgens hun geweten beslist nodig vinden, omdat het hun aan geoorloofde middelen ontbreekt om het hoofd te bieden aan een algemene noodsituatie in hun land?

Als in een land geen enkele vorm van politieke vrijheid bestaat dan kan het gebeuren dat de universiteit ontaardt, dat ze ophoudt een gemeenschappelijke plaats voor allen te zijn en verandert in een slagveld van groepen met tegengestelde opvattingen.

Maar toch zou het volgens mij beter zijn die jaren voor een serieuze opleiding te gebruiken en zo tot een echt sociale mentaliteit op te voeden. Dan zullen de mensen die later eens de leidende posities zullen bekleden - dat zijn de studenten van vandaag - zich niet op een dergelijke pathologische wijze opstellen tegenover de persoonlijke vrijheid. Als de universiteit verandert in een plaats waar over de concrete politieke problemen gedebatteerd en beslist wordt, heeft dat al gauw tot gevolg dat de academische sfeer van evenwicht geheel verloren gaat en dat de studenten gevormd worden in een partijgeest. Op deze wijze slepen universiteit en natie altijd het chronische kwaad mee van het totalitarisme, welk stempel het ook draagt.

Het moge duidelijk zijn dat als ik zeg, dat de universiteit niet de juiste plaats is om aan politiek te doen, ik geenszins uitsluit, maar zelfs wens, dat er een mogelijkheid is dat alle burgers normaal hun politieke opvattingen uiten. Maar al heb ik over dit punt zeer concrete opvattingen, ik zal het hierbij laten, want mijn taak ligt niet op het politieke vlak, maar op dat van de zielzorg. Wat ik hier tegen u zeg ligt binnen mijn competentie, want ik beschouw mij als lid van de universiteit en in alles wat met de universiteit te maken heeft ben ik erg geïnteresseerd. Ik doe niet aan politiek, en ik wil en kan er niet aan doen, maar mijn mentaliteit van jurist en van theoloog - en niet op de laatste plaats mijn christelijk geloof - brengen mij ertoe om altijd de legitieme vrijheid van alle mensen te verdedigen.

Niemand mag zich aanmatigen in tijdelijke kwesties dogma's op te leggen, die niet bestaan. Ten aanzien van welk concreet probleem dan ook is er maar een oplossing, namelijk het goed bestuderen en daarna naar geweten handelen, met persoonlijke vrijheid en ook persoonlijke verantwoordelijkheid.

U bent de stichter van het Opus Dei en de initiatiefnemer voor een breed gamma van universitaire instellingen in de hele wereld. Kunt u ons zeggen welke redenen het Opus Dei ertoe gebracht hebben om die instellingen in het leven te roepen? Wat zijn de bijzondere kenmerken van de bijdrage van het Opus Dei op dit gebied van onderwijs?

Het doel van het Opus Dei is veel mensen in de hele wereld in theorie en in praktijk te doen beseffen dat je je gewone bezigheid, het dagelijkse werk in je beroep kunt heiligen. Dat je midden in het dagelijkse leven kunt streven naar de christelijke volmaaktheid, zonder het werk waartoe de Heer ons geroepen heeft te verlaten. De belangrijkste apostolische activiteit van het Opus Dei is dan ook het persoonlijke apostolaat dat de leden ervan individueel door het werken in hun beroep verwezenlijken. Zij bereiken dit door ernaar te streven hun werk - ondanks de persoonlijke tekortkomingen die ieder mag hebben, te beginnen bij mij - op menselijk zo volmaakt mogelijke wijze te doen. Dat gebeurt in elk milieu en overal ter wereld, want tot het Opus Dei behoren mensen uit alle rangen en standen van meer dan zeventig landen.

Bovendien bevordert het Opus Dei als zodanig, in samenwerking met een groot aantal andere mensen, die geen lid en vaak niet eens christen zijn, gemeenschappelijke apostolaatswerken, waarmee het een bijdrage wil leveren aan de oplossing van actuele problemen van onze maatschappij: vormingscentra, instellingen van sociale hulpverlening, scholen voor beroepsonderwijs enzovoort.

De initiatieven op het gebied van het universitaire onderwijs waarover u sprak, vormen slechts een van de vele aspecten van deze activiteiten. De kenmerken ervan kan men als volgt samenvatten: opvoeding tot persoonlijke vrijheid en verantwoordelijkheid. Waar vrijheid en verantwoordelijkheid heersen werkt men graag en beter, controle of toezicht zijn overbodig, omdat ieder zich thuis voelt en een eenvoudig lesrooster is dan gewoon voldoende. Verder een geest van saamhorigheid, zonder enige vorm van discriminatie. In de gemeenschap wordt de persoonlijkheid gevormd, want daar leer je dat je de vrijheid van de ander moet respecteren als je je eigen vrijheid gerespecteerd wilt zien. En ten slotte de geest van menselijke broederlijkheid: je moet je eigen talenten in dienst van je medemensen stellen, anders hebben ze weinig nut. De gemeenschappelijke apostolaatswerken die het Opus Dei in de hele wereld tot stand brengt, staan ten dienste van alle mensen, omdat ze een christelijke dienst zijn.

U had het net over de grote waarde van de eenheid van het gezin. Daar zou ik de vraag aan vast willen knopen, waarom het Opus Dei geen geestelijke vormingsactiviteiten organiseert waaraan echtgenoten samen deelnemen.

Zoals in zoveel dingen zijn wij christenen hierin vrij om naar eigen goeddunken uit een verscheidenheid aan mogelijkheden te kiezen, zonder dat iemand anders het recht heeft om ons tot een bepaalde methode te verplichten. Je moet in de zielzorg, zoals trouwens in alle apostolaat, al die benaderingswijzen absoluut vermijden, die niets anders lijken dan een nieuwe verbeterde en vermeerderde druk van de eenheidspartij in het religieuze leven.

Ik weet dat er katholieke groeperingen zijn die retraites en andere vormingsactiviteiten voor echtparen organiseren. Ik vind het uitstekend dat zij van hun vrijheid gebruik maken en doen wat volgens hen juist is en ook, dat alle mensen eraan deelnemen, die daarin een middel vinden om hun christelijke roeping beter te kunnen vervullen. Maar voor mij is dat niet de enige mogelijkheid, noch is het vanzelfsprekend dat ze de beste is.

Bij veel gelegenheden kunnen en zouden de echtgenoten en eigenlijk het hele gezin samen aan het kerkelijk leven moeten deelnemen, zoals bijvoorbeeld aan de heilige Eucharistie en aan andere liturgische plechtigheden. Ik ben er echter van overtuigd dat bepaalde geestelijke vormingsactiviteiten meer effect hebben als de echtgenoten er gescheiden aan deelnemen. Aan de ene kant wordt op die manier het fundamenteel persoonlijke karakter van de eigen heiliging, van de ascetische strijd en van de vereniging met Christus onderstreept. Dit alles vindt uiteraard zijn weerslag in de anderen, maar het eigen geweten van de mens kan hierin nooit vervangen worden. Aan de andere kant is het zo makkelijker om bij dat soort activiteiten rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden en eisen van een ieder, zelfs met de specifieke psychologie van de betreffende groep. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat men het feit dat de deelnemers gehuwd zijn buiten beschouwing laat. Niets zou meer met de geest van het Opus Dei in strijd zijn!

Al veertig jaar lang zeg en schrijf ik steeds weer dat iedere man en iedere vrouw zich moet heiligen in het gewone leven, in de concrete omstandigheden van elke dag en dat de echtgenoten hun heiligheid dus moeten zoeken in de volmaakte vervulling van hun plichten in het gezin. De bezinningsdagen en de andere vormingsactiviteiten die het Opus Dei voor gehuwde mensen organiseert, zijn bedoeld om hen een duidelijk besef van de waarde van hun roeping als echtgenoot bij te brengen, om ze zo met de hulp van God beter in staat te stellen om volgens die roeping te leven.

Maar de eisen en de praktische consequenties van de echtelijke liefde zijn in veel opzichten voor man en vrouw verschillend. De activiteiten die daarmee rekening houden, kunnen er op een doeltreffende wijze toe bijdragen dat ze die concrete eisen in de realiteit van hun dagelijkse leven ontdekken. Zo heeft de scheiding voor een paar uur of dagen tot gevolg dat de echtgenoten zich in het dagelijkse leven meer een voelen en meer van elkaar gaan houden, met een liefde die ook de persoonlijkheid van de ander eerbiedigt.

Ik herhaal het dat wij onze manier van doen niet als de enig juiste beschouwen, die allen maar moeten volgen. Ik heb, zonder tegengestelde opvattingen te willen bestrijden, de indruk dat onze manier van werken goede resultaten oplevert en dat er, behalve de jarenlange ervaring, gedegen argumenten zijn om zo te handelen.

Afgezien van bepaalde activiteiten voor geestelijke vorming, waarbij wij in het Opus Dei volgens dit criterium te werk gaan, zijn er trouwens een groot aantal activiteiten van andere aard waaraan de echtgenoten samen deelnemen en meewerken. Ik denk hier bijvoorbeeld aan de samenwerking met de ouders van de leerlingen die scholen bezoeken die door leden van het Opus Dei geleid worden, of ook aan bijeenkomsten, lezingen en gemeenschappelijke vieringen, die in onze studentenhuizen voor de ouders van de studenten georganiseerd worden.

Als de aard van de activiteit de aanwezigheid van beide ouders nodig maakt, nemen ze er beiden aan deel. Maar dergelijke activiteiten onderscheiden zich van die andere activiteiten, die direct gericht zijn op de persoonlijke geestelijke vorming.

Opmerkingen
1

Vgl. de noot bij nr. 35. Vanaf de oprichting van het Opus Dei tot personele prelatuur moet men in plaats van algemeen voorzitter spreken van de prelaat. Hij is de eigen ordinaris van het Opus Dei en wordt in de uitoefening van zijn bestuurstaak bijgestaan door zijn vicarissen en raden. De prelaat wordt gekozen door het algemeen congres van het Opus Dei. Deze verkiezing vereist de bekrachtiging door de Paus, zoals de traditionele kerkrechtelijke norm is voor jurisdictieprelaten die gekozen worden door een college.