Lijst van punten

Er zijn 6 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is Kerk → vrijheid van de leken.

Kenmerkend voor ieder christelijk leven - langs welke weg zich dit ook realiseert - is de “waardigheid en vrijheid van de kinderen Gods”. Waarop doelt u in het bijzonder, als u met nadruk steeds maar weer een lans breekt voor de vrijheid van de leken?

Om precies te zijn, ik doel op de persoonlijke vrijheid die de leken hebben om in het licht van de door het leergezag verkondigde principes concrete beslissingen te nemen van theoretische of praktische aard, die het meest recht doen aan hun persoonlijke overtuigingen en mogelijkheden. Dit betreft dan beslissingen ten aanzien van de verschillende filosofische, economische en politieke opvattingen, ten aanzien van artistieke of culturele stromingen en verder met betrekking tot problemen binnen het beroeps- en sociale leven. Dit noodzakelijke gebied van autonomie, dat de katholieke gelovige nodig heeft wil hij niet achterop raken ten opzichte van de andere leken, en wil hij zijn specifieke apostolische taak te midden van de tijdelijke realiteiten doeltreffend kunnen uitoefenen, moet altijd zorgvuldig gerespecteerd worden door hen, die in de Kerk het priesterambt vervullen. Gebeurt dit niet - worden de leken als instrumenten gebruikt om bepaalde doelen te bereiken die de bevoegdheden van het hiërarchische ambt te buiten gaan - , dan zou men in een anachronistisch en betreurenswaardig klerikalisme vervallen. Door een dergelijke veroordeling tot permanente onmondigheid zouden de apostolische mogelijkheden van de leken enorm beperkt worden en, wat nog erger is en bovendien juist nu bijzonder actueel, de opvatting zelf over autoriteit en eenheid in de Kerk zou in gevaar komen. We mogen niet vergeten, dat - ook onder katholieken - een gezond pluralisme van maatstaven en ideeën in kwesties die God aan de vrije meningsvorming van de mensen heeft overgelaten, niet alleen in overeenstemming is met de hiërarchische ordening en de noodzakelijke eenheid van het volk Gods, maar deze zelfs versterkt en behoedt voor mogelijke vervalsingen.

Heeft het feit dat diverse leden van het Opus Dei in Spanje openbare functies bekleden het Werk daar niet politiek gecompromitteerd? Is dat niet een gevaar voor het hele Opus Dei en voor de Kerk zelf?

Daar is in Spanje en ook in andere landen geen sprake van. Ik herhaal dat ieder lid van het Opus Dei zijn werkzaamheden in volle vrijheid en met persoonlijke verantwoordelijkheid uitoefent. Geen enkel lid compromitteert de Kerk of het Werk, omdat niemand bij het realiseren van persoonlijke activiteiten op de Kerk of op het Werk steunt.

Mensen die over apostolaat en geestelijk leven in militaire categorieën denken, zullen gauw geneigd zijn om de vrije en persoonlijke arbeid van de christenen als een collectief handelen op te vatten. Maar ik wil hier nog eens duidelijk zeggen wat ik sinds 1928 voortdurend herhaald heb: de verscheidenheid van meningen en gedragingen in tijdelijke zaken en op die terreinen van de theologie waarover vrij gediscussieerd kan worden, vormt voor het Werk geen enkel probleem. Die verscheidenheid onder de leden van het Werk is een gegeven dat altijd zal bestaan, want het is een teken van goede geest en van een eerlijk leven, en een bewijs dat de rechtmatige mening van ieder lid gerespecteerd wordt.

In hoeverre kun je van economische of politieke doelstellingen van het Opus Dei in Spanje spreken? En kunt u deze, zo ze er zijn, nader verklaren?

Het Opus Dei heeft beslist geen economische of politieke doelstellingen, noch in Spanje, noch ergens anders. Aangespoord door de leer van Christus verdedigen de leden altijd de persoonlijke vrijheid en het recht van alle mensen op leven en werk, op verzorging bij ziekte en ouderdom, op het stichten van een gezin, op het voortbrengen van kinderen en het opvoeden van die kinderen naar hun capaciteiten en aanleg, en ten slotte het recht om als mens en staatsburger serieus genomen te worden.

Maar het Werk stelt hun geen concrete weg voor, noch op economisch, noch op politiek of cultureel terrein. Elk lid is geheel vrij om in deze kwesties naar eigen inzicht te denken en te handelen. In alle tijdelijke zaken hebben de leden van het Werk volledige vrijheid: in het Opus Dei is plaats voor mensen met alle politieke, culturele, sociale en economische opvattingen die voor een christelijk geweten toelaatbaar zijn.

Ik heb het nooit over politiek. Mijn taak als priester is uitsluitend van geestelijke aard. Bovendien ook al zou ik eens mijn mening geven over een tijdelijke zaak, dan zouden de leden van het Werk zich in het geheel niet verplicht voelen om die te delen.

De directeuren van het Werk mogen de andere leden nooit hun eigen opvatting op politiek of professioneel gebied opleggen. Zou ondanks dat een bepaald lid van het Werk zoiets willen proberen of zich van andere leden willen bedienen voor zuiver menselijke doeleinden, dan zou dat lid zonder pardon uitgestoten worden, omdat de anderen zich terecht daartegen zouden verzetten.

Ik heb nog nooit aan een lid van het Opus Dei gevraagd van welke politieke partij hij is of welke politieke overtuiging hij heeft. Ik zal er ook nooit naar vragen, want dat zou me een aanslag op zijn rechtmatige persoonlijke vrijheid lijken. En op gelijke wijze handelen allen die in het Opus Dei een leidende functie hebben. Niettemin weet ik dat er onder de leden van het Opus Dei, in Spanje net zo goed als in elk ander land, inderdaad een grote verscheidenheid van opvattingen bestaat. Ik heb er niets op tegen. Ik respecteer ze alle en zal steeds de overtuiging van ieder eerbiedigen die probeert volgens zijn geweten te handelen. Dit pluralisme is voor het Werk geen probleem. Integendeel, het is een teken van goede geest, waaruit de rechtmatige vrijheid van een ieder blijkt.

U noemde de aanwezigheid van de vrouw in het openbare en politieke leven. Tegenwoordig tekenen zich in Spanje in dat opzicht belangrijke ontwikkelingen af. Wat is volgens u de specifieke taak die de vrouw op dat terrein zou moeten vervullen?

De aanwezigheid van de vrouw in het grote geheel van het sociale leven is een logisch en volledig positief verschijnsel en vormt een deel van het eerder door mij genoemde gegeven. Een moderne, democratische maatschappij moet de vrouw het recht laten om actief aan het politieke leven deel te nemen en moet de noodzakelijke voorwaarden scheppen om aan allen die dat willen, de gelegenheid te geven van dat recht ook inderdaad gebruik te maken.

De vrouw die in openbare functies actief leiding wil geven, is verplicht om zich er eerst op een gepaste wijze op voor te bereiden,zodat haar werk verantwoordelijk en positief is. Elke beroepsbezigheid vereist een opleiding en verder een voortdurende bijscholing, om zich aan nieuwe omstandigheden te kunnen aanpassen. Die eis geldt vooral voor al degenen die een leidende functie in de maatschappij ambiëren, want zij hebben een belangrijke dienst te verrichten waarvan het welzijn van allen afhankelijk is.

Voor een vrouw met de vereiste vooropleiding zouden op elk niveau van het openbare leven alle mogelijkheden open moeten staan. In die zin kan niet van specifieke taken gesproken worden die alleen voor vrouwen bestemd zijn. Zoals ik zo-even al zei, is de specifieke rol van de vrouw eigenlijk niet toegespitst op bijzondere taken en posities, maar wel op de manier waarop zij functioneert, op de nuances die het vrouw-zijn bij de oplossing van actuele problemen kan aanbrengen en zelfs op het ontdekken en aanpakken van deze problemen.

Op grond van haar natuurlijke aanleg kan de vrouw het openbare leven zeer verrijken. Dat is zonder meer duidelijk als we het oog richten op het uitgestrekte terrein van de gezins- of sociale wetgeving. De specifieke bekwaamheden van de vrouw zijn de beste garantie dat bij alle beslissingen, die op de een of andere wijze met gezins-, opvoedings- of jeugdproblemen te maken hebben, de echt menselijke en christelijke waarden gerespecteerd worden.

Ik noemde hier het belang van de christelijke waarden voor de oplossing van sociale en gezinsproblemen, en ik wil nu de grote betekenis onderstrepen van die waarden voor het gehele openbare leven. Net als aan de man, geeft het christelijk geloof ook aan de vrouw die politiek actief wil zijn, de verantwoordelijkheid om echt apostolaat te beoefenen, dat wil zeggen de gehele maatschappij in echt christelijke zin te dienen. Dit betekent niet dat je in het politieke leven officieel of officieus de Kerk vertegenwoordigt, en zeker niet dat je je van de Kerk bedient voor de eigen persoonlijke carrière of voor de belangen van een partij. Het gaat er integendeel om dat je je in alle tijdelijke kwesties met christelijke vrijheid en conform je persoonlijke geloofsovertuiging een eigen zelfstandige mening vormt en de volledige persoonlijke verantwoording voor je eigen denken en doen op je neemt.

U had het net over de grote waarde van de eenheid van het gezin. Daar zou ik de vraag aan vast willen knopen, waarom het Opus Dei geen geestelijke vormingsactiviteiten organiseert waaraan echtgenoten samen deelnemen.

Zoals in zoveel dingen zijn wij christenen hierin vrij om naar eigen goeddunken uit een verscheidenheid aan mogelijkheden te kiezen, zonder dat iemand anders het recht heeft om ons tot een bepaalde methode te verplichten. Je moet in de zielzorg, zoals trouwens in alle apostolaat, al die benaderingswijzen absoluut vermijden, die niets anders lijken dan een nieuwe verbeterde en vermeerderde druk van de eenheidspartij in het religieuze leven.

Ik weet dat er katholieke groeperingen zijn die retraites en andere vormingsactiviteiten voor echtparen organiseren. Ik vind het uitstekend dat zij van hun vrijheid gebruik maken en doen wat volgens hen juist is en ook, dat alle mensen eraan deelnemen, die daarin een middel vinden om hun christelijke roeping beter te kunnen vervullen. Maar voor mij is dat niet de enige mogelijkheid, noch is het vanzelfsprekend dat ze de beste is.

Bij veel gelegenheden kunnen en zouden de echtgenoten en eigenlijk het hele gezin samen aan het kerkelijk leven moeten deelnemen, zoals bijvoorbeeld aan de heilige Eucharistie en aan andere liturgische plechtigheden. Ik ben er echter van overtuigd dat bepaalde geestelijke vormingsactiviteiten meer effect hebben als de echtgenoten er gescheiden aan deelnemen. Aan de ene kant wordt op die manier het fundamenteel persoonlijke karakter van de eigen heiliging, van de ascetische strijd en van de vereniging met Christus onderstreept. Dit alles vindt uiteraard zijn weerslag in de anderen, maar het eigen geweten van de mens kan hierin nooit vervangen worden. Aan de andere kant is het zo makkelijker om bij dat soort activiteiten rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden en eisen van een ieder, zelfs met de specifieke psychologie van de betreffende groep. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat men het feit dat de deelnemers gehuwd zijn buiten beschouwing laat. Niets zou meer met de geest van het Opus Dei in strijd zijn!

Al veertig jaar lang zeg en schrijf ik steeds weer dat iedere man en iedere vrouw zich moet heiligen in het gewone leven, in de concrete omstandigheden van elke dag en dat de echtgenoten hun heiligheid dus moeten zoeken in de volmaakte vervulling van hun plichten in het gezin. De bezinningsdagen en de andere vormingsactiviteiten die het Opus Dei voor gehuwde mensen organiseert, zijn bedoeld om hen een duidelijk besef van de waarde van hun roeping als echtgenoot bij te brengen, om ze zo met de hulp van God beter in staat te stellen om volgens die roeping te leven.

Maar de eisen en de praktische consequenties van de echtelijke liefde zijn in veel opzichten voor man en vrouw verschillend. De activiteiten die daarmee rekening houden, kunnen er op een doeltreffende wijze toe bijdragen dat ze die concrete eisen in de realiteit van hun dagelijkse leven ontdekken. Zo heeft de scheiding voor een paar uur of dagen tot gevolg dat de echtgenoten zich in het dagelijkse leven meer een voelen en meer van elkaar gaan houden, met een liefde die ook de persoonlijkheid van de ander eerbiedigt.

Ik herhaal het dat wij onze manier van doen niet als de enig juiste beschouwen, die allen maar moeten volgen. Ik heb, zonder tegengestelde opvattingen te willen bestrijden, de indruk dat onze manier van werken goede resultaten oplevert en dat er, behalve de jarenlange ervaring, gedegen argumenten zijn om zo te handelen.

Afgezien van bepaalde activiteiten voor geestelijke vorming, waarbij wij in het Opus Dei volgens dit criterium te werk gaan, zijn er trouwens een groot aantal activiteiten van andere aard waaraan de echtgenoten samen deelnemen en meewerken. Ik denk hier bijvoorbeeld aan de samenwerking met de ouders van de leerlingen die scholen bezoeken die door leden van het Opus Dei geleid worden, of ook aan bijeenkomsten, lezingen en gemeenschappelijke vieringen, die in onze studentenhuizen voor de ouders van de studenten georganiseerd worden.

Als de aard van de activiteit de aanwezigheid van beide ouders nodig maakt, nemen ze er beiden aan deel. Maar dergelijke activiteiten onderscheiden zich van die andere activiteiten, die direct gericht zijn op de persoonlijke geestelijke vorming.

Maar een christen zal nooit op het idee komen te denken of te zeggen, dat hij van het kerkgebouw naar de wereld afdaalt om daar de Kerk te vertegenwoordigen, of dat zijn opvattingen de katholieke opvattingen voor de betreffende problemen zijn. Dat mag in geen geval! Dat zou klerikalisme, officieel katholicisme of hoe je het verder noemen wilt, zijn. In elk geval zou op die wijze aan de natuur der dingen geweld aangedaan worden. Aan jullie de taak om overal een echte lekenmentaliteit te verspreiden, die tot drie conclusies moet leiden:

- je moet eerlijk genoeg zijn om je persoonlijke verantwoordelijkheid te dragen;

- je moet christen genoeg zijn om ook die broeders in het geloof te respecteren die in kwesties waarover je van mening kunt verschillen, andere opvattingen hebben dan jijzelf;

- je moet katholiek genoeg zijn om je niet van onze Moeder de Kerk te bedienen door haar bij zuiver menselijke partijbelangen te betrekken.

Het is duidelijk dat jullie op dit en op ieder ander terrein dit programma van heiligheid in het gewone leven niet kunnen verwezenlijken, als je niet die volledige vrijheid geniet, die aan de mens - ook volgens de leer van de Kerk - op grond van zijn waardigheid als evenbeeld van God toekomt. De persoonlijke vrijheid - en als ik over vrijheid praat bedoel ik natuurlijk altijd de verantwoordelijke vrijheid - is van essentiële betekenis voor het christelijke leven.

Jullie moeten mijn woorden dus zo opvatten als ze bedoeld zijn: als een uitnodiging om elke dag weer, en niet alleen in speciale noodsituaties, jullie rechten uit te oefenen; om eerlijk jullie plichten als staatsburgers in de politiek, de economie, het universitaire leven en het beroep te vervullen, en om moedig de gevolgen van jullie persoonlijke beslissingen en ook de last van de jullie toekomende persoonlijke onafhankelijkheid op je te nemen. Deze christelijke lekenmentaliteit zal jullie in staat stellen om iedere vorm van intolerantie en fanatisme te vermijden. Of, positief uitgedrukt, die mentaliteit zal jullie helpen om in vrede te leven met al jullie medeburgers en om het vreedzame samenleven in de onderscheiden sectoren van de maatschappij te bevorderen.