Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is Jeugd → menselijke liefde .

Het is bekend dat u het huwelijk niet pas de laatste tijd een weg naar heiligheid noemt. Al in 1934 hebt u in uw boek “Consideraciones espirituales” (Geestelijke overwegingen) er de nadruk op gelegd dat het huwelijk als een roeping opgevat dient te worden. Maar aan de andere kant schrijft u in dat boek, zoals later ook in “De Weg”, dat het huwelijk bestemd is voor de troepen van het leger van Christus, maar niet voor de leiding ervan. Kunt u verklaren hoe die twee aspecten met elkaar te verenigen zijn?

In de spiritualiteit en in het leven van het Opus Dei is het nooit moeilijk geweest die twee aspecten met elkaar in overeenstemming te brengen. Maar onafhankelijk daarvan is het goed eraan te herinneren dat de grotere verhevenheid, die aan het om bovennatuurlijke redenen op zich genomen celibaat gegeven wordt, een leerstuk van de Kerk is en niet zozeer een theologische privé-opvatting van mijzelf.

Toen ik in de jaren dertig die woorden opschreef had men in katholieke kringen de neiging om in de praktische zielzorg de jeugd naar de christelijke volmaaktheid te laten streven door hun uitsluitend de bovennatuurlijke waarde van de maagdelijkheid te leren kennen, terwijl de waarde van het christelijk huwelijk als een andere mogelijke weg naar heiligheid buiten beschouwing werd gelaten.

Normaliter werden de jongeren op school niet zodanig opgevoed, dat ze in staat geweest zouden zijn om die waardering te hebben voor het huwelijk die het verdient. Zelfs vandaag de dag worden op retraites voor de hoogste klassen van het voortgezet onderwijs aan de leerlingen vaak meer argumenten aangereikt om een eventuele roeping voor het religieuze leven te overwegen dan een mogelijke roeping tot het huwelijk. En er zijn zelfs nog mensen, al wordt hun aantal steeds kleiner, die het huwelijksleven eigenlijk maar geringschatten en die het aan de jeugd presenteren als iets dat door de Kerk hooguit getolereerd wordt. Net alsof het stichten van een gezin een obstakel zou vormen om serieus naar heiligheid te streven.

Bij het Opus Dei is dat nooit het geval geweest. Wij hebben het huwelijk altijd als een goddelijke weg op aarde voorgesteld en tegelijk duidelijk over de verheven zin van het apostolische celibaat gesproken.

De menselijke liefde doet mij niet schrikken, deze heilige liefde van mijn ouders, waarvan God zich bediende om mij het leven te schenken. Ik zegen deze liefde met beide handen. De echtgenoten zijn niet alleen de bedienaars zelf van het sacrament van het huwelijk maar ook de materie ervan, net zoals brood en wijn de materie van de Eucharistie zijn. Daarom houd ik zoveel van alle liederen die de zuivere, menselijke liefde bezingen; voor mij zijn deze liedjes coupletten van menselijke liefde op zijn goddelijks. En tegelijk herhaal ik steeds dat de mensen die hun roeping volgen van het apostolische celibaat, geen vrijgezellen zijn, mensen die niet in staat zijn om de liefde te begrijpen en de waarde ervan te onderkennen. De verklaring voor hun leven ligt integendeel in de realiteit van deze goddelijke Liefde (ik schrijf dat woord graag met een hoofdletter), die de essentie zelf van elke christelijke roeping vormt.

Er is geen enkele tegenstrijdigheid tussen de waardering van de roeping tot het huwelijk en het begrijpen van de hogere waarde van de roeping tot het celibaat propter regnum caelorum (Mat 19,12), omwille van het rijk der hemelen. Ik ben ervan overtuigd dat elke christen de verenigbaarheid van beide aspecten heel goed begrijpt, als hij moeite doet om en de leer van de Kerk en zijn persoonlijke roeping te leren kennen, te accepteren en lief te hebben, met andere woorden: als hij gelooft en leeft uit het geloof.

Toen ik schreef dat het huwelijk voor de troepen van Christus is, heb ik slechts beschreven wat altijd is gebeurd in de Kerk. Zoals bekend worden de bisschoppen, die gezamenlijk het college van bisschoppen vormen en die samen met het hoofd ervan, de Paus, de Kerk leiden, uit díe mannen gekozen die in celibaat leven. Dat gebeurt trouwens ook in de Oosterse Kerken, al kent men daar getrouwde priesters. Bovendien is het niet moeilijk te begrijpen en te bewijzen dat de celibatair levende mensen in feite vrijer zijn in het schenken van hun liefde en over een grotere mobiliteit beschikken. Daardoor kunnen ze zich, ook in het lekenapostolaat, vast en langdurig aan de leiding en instandhouding van apostolische projecten wijden. Dat wil niet zeggen dat de andere leken niet ook een prachtig en zeer doeltreffend apostolaat kunnen beoefenen, maar het wil slechts zeggen dat er diverse taken en diensten zijn op plaatsen met verschillende verantwoording.

In een leger - en dat wil de vergelijking alleen maar zeggen - is de troep net zo onmisbaar als de staf, en het kan heel goed zijn dat de troep heldhaftiger strijdt en groter roem verdient. Kortom, de taken zijn verschillend maar elke taak is belangrijk en waardevol. Het komt er vooral op aan dat ieder aan zijn eigen roeping beantwoordt. Want de volmaaktheid bestaat voor alle mensen steeds en alleen in het vervullen van de wil van God.

Een christen die in het huwelijk naar heiligheid streeft en die zich van de grootheid van zijn eigen roeping bewust is, zal juist daarom spontaan een speciale waardering en een diepe genegenheid voelen voor hen die tot het apostolische celibaat geroepen zijn. En hij zal oprecht blij zijn als een van zijn kinderen door Gods genade die weg zou gaan. En hij zal ten slotte zijn eigen roeping tot het huwelijk nog meer beminnen, want die heeft het hem mogelijk gemaakt de vruchten van zijn liefde op te dragen aan Christus, die de grote Liefde van allen is, gehuwden en ongehuwden.

Je hoort tegenwoordig soms de opvatting verkondigen dat de liefde alles rechtvaardigt, en daaruit wordt geconcludeerd dat de tijd van de verloving een soort proefhuwelijk is. Men vindt het onecht en ouderwets om geen gevolg te geven aan wat men eisen van de liefde noemt. Wat vindt u van zo'n houding?

Ik denk daar precies zo over als ieder eerlijk mens en vooral zoals iedere christen daarover moet denken. Zo'n houding is mensonwaardig, omdat het de menselijke liefde verlaagt, die verward wordt met egoïsme en met genot.

Is wie niet zo denkt en doet ouderwets? Ouderwets ben je pas als je terugvalt in de toestand van de wildernis en je geen andere impuls kent dan het instinct. De verlovingstijd is een gelegenheid om de wederzijdse kennis van en genegenheid voor elkaar te verdiepen. En, zoals iedere school van liefde, moet deze tijd niet door een zucht naar bezit, maar door een geest van toewijding, begrip, wederzijdse waardering en fijngevoeligheid gekenmerkt zijn. Afgelopen jaar heb ik aan de Universiteit van Navarra een beeld van Maria, Moeder van de Schone Liefde, cadeau gedaan opdat de jongens en meisjes die daar studeren, van haar de adel van de liefde, ook van de menselijke liefde, leren.

Proefhuwelijk? Hoe weinig heeft iemand die zo praat van de liefde begrepen! De liefde is een realiteit die veel zekerder, veel echter en veel menselijker is. De liefde kun je niet als een commercieel product behandelen, dat je uitprobeert en daarna aanneemt of wegdoet naargelang het voldoet aan je grillen, je gemak of je eigen belangen.

Dit gebrek aan waardemaatstaven is op zich al zo triest, dat het niet eens nodig lijkt mensen die zo denken en doen te veroordelen. Want ze veroordelen zichzelf tot onvruchtbaarheid, tot triestheid en troosteloze eenzaamheid, die ze al na een paar jaar zullen ervaren. Ik zal voor die mensen steeds veel bidden, ze met heel mijn hart liefhebben en proberen hun te laten zien dat voor hen de weg terug naar Christus altijd openstaat. Ook zij kunnen heilig worden en echte christenen zijn, als ze maar willen. Want de vergeving en de genade van God zullen hun nooit ontbreken. Pas dan leren ze goed begrijpen wat liefde is: de goddelijke Liefde en ook de edele menselijke liefde. En ze zullen ondervinden wat vrede, blijdschap en vruchtbaarheid is.

Een belangrijk probleem is de situatie van ongehuwde vrouwen, we bedoelen die vrouwen die zich wel tot het huwelijk geroepen voelen maar die er in feite niet toe komen om te trouwen. Ze vragen zich dan ook af, waarvoor ze eigenlijk op de wereld zijn. Wat voor een antwoord kunt u aan die vrouwen geven?

Waarvoor ze op de wereld zijn? Om God met heel hun hart en met al hun krachten lief te hebben en alle schepselen in die liefde te laten delen. Is dat dan weinig? God laat niemand aan een blind noodlot over. Hij heeft een plan voor ieder afzonderlijk, ieder roept Hij met een heel persoonlijke roeping, die aan niemand anders overgedragen kan worden.

Het huwelijk is een weg naar God, een roeping. Maar het is noch de enige weg, noch de enige mogelijke roeping. In de plannen van God ligt niet noodzakelijk voor iedere vrouw het huwelijk besloten. Hebben ze roeping voor het huwelijk maar ze komen er niet toe om te trouwen? In bepaalde gevallen kan dit waar zijn. Misschien hebben egoïsme of eigenliefde wel verhinderd dat die roeping van God werkelijkheid geworden is. Maar in de meeste gevallen zal het een teken zijn dat God hun geen echte roeping voor het huwelijk heeft gegeven. Het is waar dat ze van kinderen houden en voelen dat ze een goede moeder zouden kunnen zijn en zich trouw aan een man en kinderen zouden kunnen wijden. Maar dat is normaal bij elke vrouw, ook bij die vrouwen die, al zouden ze kunnen trouwen, op grond van een goddelijke roeping van het huwelijk afzien om zich helemaal aan de dienst van God en van hun medemens te wijden.

Ze zijn niet getrouwd. Goed, laten ze doorgaan, zoals tot nu toe, de wil van de Heer lief te hebben. Dat zij heel dicht bij het allerbeminnelijkst Hart van Jezus blijven, die niemand in de steek laat. Hij is altijd trouw en begeleidt ons op onze levensweg, om zich nu al voor altijd aan ons te schenken.

Bovendien kan de vrouw ook zonder eigen gezin beslist wel haar specifieke taak vervullen door haar vrouwelijke capaciteiten en ook haar moederlijke zorg elders, bijvoorbeeld in andere gezinnen, op school, in het sociale werk of bij talloos veel andere gelegenheden in te zetten. De maatschappij is vaak erg hard en onrechtvaardig tegenover vrouwen die ze geringschattend “ouwe vrijsters” noemt. Veel ongehuwde vrouwen zien kans om zich edelmoedig en effectief in dienst van de naaste te stellen en scheppen om zich heen een sfeer van blijdschap en vrede. In een geestelijke zin zou je hen met meer recht moeder kunnen noemen dan veel vrouwen die alleen maar een fysiologisch moederschap kennen.

En sta me nu toe, mijn zonen en dochters, dat ik een ogenblik bij een ander aspect van het dagelijkse leven stil blijf staan dat mij bijzonder na aan het hart ligt. Ik bedoel de menselijke liefde, de zuivere liefde tussen man en vrouw in de verlovingstijd en in het huwelijk. Al langer dan veertig jaar verkondig ik telkens opnieuw in woord en geschrift, dat die heilige menselijke liefde niet alleen iets is wat geoorloofd of geduld wordt als een randverschijnsel van de echte geestelijke waarden, zoals geïnsinueerd zou kunnen worden in het valse spiritualisme dat ik zojuist noemde. Vandaag de dag beginnen daar eindelijk ook die mensen begrip voor te krijgen, die dat tot nu toe nog niet hadden.

De liefde die tot het huwelijk en tot het gezin leidt kan ook een weg naar God zijn, een schitterende weg, een roeping, een wijze van volledige toewijding aan de Heer. Probeer jullie werk zo volmaakt mogelijk te doen, heb ik net gezegd, doe die kleine dingen van elke dag met liefde, ontdek - ik herhaal het - dit goddelijke iets dat in het kleine ligt opgesloten. Daar, in die zo vitale sector van de menselijke liefde, krijgt deze leer een zeer bijzondere betekenis.

Professoren, studenten en jullie allemaal die hier werken voor de Universiteit van Navarra: jullie weten dat ik jullie liefde aan de heilige Maria, Moeder van de Schone Liefde, heb aanbevolen. Daar zien jullie het kapelletje dat we ter ere van haar op de campus van de universiteit gebouwd hebben. Zij is daar om jullie gebeden en het geschenk van jullie prachtige en zuivere liefde in ontvangst te nemen en te zegenen.

Weten jullie niet dat jullie lichaam een tempel is van de Heilige Geest die jullie van God hebben ontvangen, en dat jullie niet meer aan jezelf toebehoren? (1 Kor 6,19). Hoe vaak zullen jullie voor dit beeld van Maria, Moeder van de Schone Liefde, met blijde instemming de vraag van de apostel beantwoorden: ja, wij weten het en met uw machtige hulp, Maagd en Moeder van God, zullen wij ernaar leven!

En jullie zullen de wens voelen opkomen om te bidden, telkens als jullie nadenken over deze indrukwekkende werkelijkheid: de Heilige Geest heeft zoiets stoffelijks als mijn eigen lichaam uitgekozen om daarin te komen wonen… ik behoor niet meer aan mezelf toe,… mijn lichaam en mijn ziel - mijn hele wezen - zijn van God… En dit gebed zal rijk zijn aan praktische gevolgen, die allemaal voortkomen uit hetgeen de apostel Paulus zelf ons vervolgens voorstelt: Verheerlijkt dus God in jullie lichaam (1 Kor 6,20).

Bovendien zullen jullie niet ontkennen dat slechts onder degenen die de menselijke liefde in zijn hele diepte begrijpen en waarderen, begrip kan ontstaan voor dat andere verheven goed, waarover Jezus spreekt (vgl. Mt 19,11). Ik bedoel deze zuivere genadegave van God, die de mens aanzet zijn lichaam en ziel aan de Heer te geven en Hem, zonder tussenkomst van een aardse liefde, een ongedeeld hart aan te bieden.