Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Vriendschap.

We staan aan het begin van het liturgisch jaar en het openingsgebed van de Mis nodigt ons uit tot een overweging die nauw samenhangt met het begin van ons christelijk leven: de roeping die wij hebben ontvangen. Vias tuas, Domine, demonstra mihi, et semitas tuas edoce me, Heer, toon mij uw wegen, leer mij uw paden kennen (Ps 24, 4). Wij vragen de Heer om ons te leiden en ons zijn voetsporen te laten zien, zodat wij tot de volheid van zijn geboden, tot de liefde kunnen komen (zie Mt 22, 37; Mc 12, 30; Lc 10, 27).

Ik denk dat jullie, als je aan de omstandigheden denkt die invloed hadden op je besluit om uit het geloof te gaan leven, Onze Lieve Heer, net zoals ik, heel dankbaar zullen zijn en er ook van overtuigd zullen zijn dat dit geen eigen verdienste is, en dat is geen valse nederigheid. De meesten van ons hebben als kind van onze christelijke ouders geleerd hoe we moeten bidden. Later hebben docenten, vrienden en kennissen ons op allerlei manieren geholpen om de Heer niet uit het oog te verliezen.

Open je hart voor Jezus en vertel Hem je persoonlijke geschiedenis. Ik wil niet generaliseren, maar misschien was het een vriend, een gewone christen zoals jij, die je op een dag een groots en nieuw panorama liet ontdekken. Nieuw, maar toch zo oud als het evangelie. Hij maakte je attent op de mogelijkheid om Christus van dichtbij te volgen, om een apostel van apostelen te worden. Misschien was het toen met je rust gedaan en kreeg je die pas terug in de vorm van een diepe vrede toen je uit vrije wil ja hebt gezegd tegen God. Dat deed je om een heel bovennatuurlijke reden: omdat je het wilde. Toen kwam die vreugde, die sterke, blijvende vreugde, die alleen maar verdwijnt als je van Hem wegloopt.

Ik spreek niet graag van uitverkoren en bevoorrechte mensen, maar Christus doet dat wel en Hij is degene die kiest. Het is de taal van de heilige Schrift: Elegit nos in ipso ante mundi constitutionem ut essemus sancti (Ef 1, 4). Hij heeft ons uitverkozen vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig zouden zijn, zegt de heilige Paulus. Ik weet dat deze gedachte je niet hoogmoedig maakt, dat je niet zult denken dat je beter bent dan anderen. Maar in deze uitverkiezing is je roeping geworteld en die moet de basis van je nederigheid zijn. Is er ooit een monument opgericht voor de penselen van een groot schilder? Ze hebben ervoor gediend om meesterwerken te maken, maar de verdienste ligt bij de kunstenaar. Wij christenen zijn niet meer dan werktuigen van de Schepper van de wereld, van de Verlosser van alle mensen.

We hebben in de heilige Mis de tekst gelezen uit het evangelie van de heilige Johannes, waarin de geschiedenis van de wonderbaarlijke genezing van de blindgeborene wordt verteld. Ik denk haast dat de macht en het medeleven van God ieder van ons weer heeft getroffen. Het menselijk leed laat Hem niet onverschillig. Ik wil me vandaag op enkele aspecten concentreren die ons laten zien dat een christen die van God houdt ook niet onverschillig is voor het lot van de mensen, en dat hij voor iedereen respect heeft. We zullen ook zien dat het gevaar groot is dat zodra de liefde verflauwt, een fanatieke en genadeloze aanslag op het geweten van anderen wordt gedaan.

In het voorbijgaan — zo zegt het heilig evangelie — zag Hij een man die blind was van zijn geboorte af (Joh 9, 1). Jezus komt langs. Ik heb de eenvoudige manier waarop de goedheid van God wordt afgeschilderd vaak bewonderd. Jezus komt langs en merkt het lijden meteen op. Maar kijk eens hoe anders de gedachten van de leerlingen zijn. Ze vragen hem: Rabbi, wie heeft gezondigd, hijzelf of zijn ouders, dat hij blind geboren werd? (Joh 9, 2).

Valse oordelen

We moeten er niet van opkijken dat veel mensen zich zo opstellen, ook onder degenen die zich christen noemen. Ze denken bij voorbaat slecht over anderen, nemen zonder enig bewijs aan dat ze gelijk hebben en ze durven dat vermetel oordeel zelfs tegenover iedereen te uiten.

Het gedrag van de leerlingen zou je zacht uitgedrukt lichtvaardig kunnen noemen. Maar er waren in die samenleving — net zoals nu, want daar is weinig in veranderd — mensen voor wie die gedragslijn de norm was: de Farizeeën. Denk maar hoe Jezus hen aanklaagt: Immers: Johannes komt, eet niet en drinkt niet, en ze zeggen: Hij is van de duivel bezeten! De Mensenzoon komt, eet en drinkt wel, en ze zeggen: Kijk die gulzigaard en wijndrinker, die vriend van tollenaars en zondaars! (Mt 11, 18-19).

Systematische aanvallen op iemands goede naam, laatdunkend spreken over iemand met een onberispelijk gedrag… Dit soort bijtende en gemene kritiek heeft Jezus moeten verduren en het is niet te verwonderen dat die ook uitgestort wordt over het hoofd van mensen die de Meester willen volgen. Die mensen zijn zich heus wel bewust van hun armzaligheid en hun fouten. Die zijn overigens maar klein en, ik zou eraan willen toevoegen, gezien de menselijke zwakheid, onvermijdelijk. Maar dat is nog geen vrijbrief om zonden en vergrijpen — of roddeltjes, zoals ze met een merkwaardig soort begrip worden genoemd — tegen de goede naam van wie dan ook te rechtvaardigen. Jezus zegt weliswaar dat je niet kunt verwachten dat men de huisgenoten beter zal behandelen dan de huisvader die voor Beëlzebub werd uitgemaakt, (zie Mt 10, 25) maar Hij zegt ook duidelijk: Wie tot zijn broeder zegt: dwaas, zal strafbaar zijn met het vuur van de hel (Mt 5, 22).

Waar komt dit onrechtvaardig oordeel over anderen vandaan? Het lijkt wel dat sommige mensen steevast een bril dragen die hun waarneming vervormt. Ze twijfelen uit principe aan de mogelijkheid dat iemand integer is, of op zijn minst zijn best doet om zich goed te gedragen. Zij vatten alles op ad modum recipientis, zoals het oude filosofische gezegde luidt, volgens de vorm van hun eigen vat: volgens hun eigen misvormde geweten. Voor hen zit achter het meest integere hoe dan ook een valse bedoeling, die zich schijnheilig probeert voor te doen als goedheid. Als zij het goede duidelijk voor zich zien, schrijft de heilige Gregorius, zoeken zij zorgvuldig of daar niet iets slechts achter schuilgaat [Moralia, 6, 22 (PL 75, 750)].

Hij is koning en wil graag heersen in ons hart, in het hart van de kinderen van God. Maar hierbij moeten we ons geen menselijk koningschap voorstellen, want Christus overheerst niet en wil zich niet opdringen, want Hij is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen (Mt 20, 28).

Zijn koninkrijk is vrede, vreugde, gerechtigheid. Christus, onze Koning, verwacht geen lege woorden van ons, maar daden, want niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer! zal binnengaan in het Rijk der hemelen, maar hij die de wil doet van mijn Vader die in de hemel is (Mt 7, 21).

Hij is arts; als wij zijn genade tot de bodem van onze ziel laten doordringen, geneest Hij ons van ons egoïsme. Jezus heeft ons erop gewezen dat schijnheiligheid de ergste ziekte is; hoogmoed, waardoor wij doen alsof we geen zonden hebben. Het is absoluut noodzakelijk oprecht te zijn tegenover de arts, de hele waarheid uit de doeken te doen en te zeggen: Domine, si vis, potes me mundare, Heer, als Gij wilt, kunt Gij mij reinigen (Mt 8, 2). En U wilt dat altijd. U kent mijn zwakheden, ik heb die en die symptomen, ik lijd aan die en die kwalen. We laten Hem eenvoudigweg onze wonden zien en ook de etter, als die er is. Heer, U hebt al zoveel mensen genezen, laat ook mij een goddelijke arts in U vinden, wanneer ik U in mijn hart heb of U in het tabernakel aanbid.

Hij is meester in een wetenschap die alleen Hij machtig is: de wetenschap van de grenzeloze liefde tot God en, in Hem, tot alle mensen. We leren in de school van Christus dat ons leven niet aan onszelf toebehoort. Hij heeft zijn leven voor alle mensen gegeven, en als wij Hem willen volgen, moeten we begrijpen dat wij niet egoïstisch voor onszelf mogen leven, noch de noden van anderen uit de weg mogen gaan. We hebben ons leven van God gekregen en we moeten het inzetten ten dienste van Hem, door onbaatzuchtig voor de mensen te zorgen en hen in woorden en daden de draagwijdte van de christelijke leer te laten zien.

Jezus verwacht dat wij het verlangen hebben om ons die wetenschap eigen te maken, opdat Hij ook tegen ons kan zeggen: Als iemand dorst heeft, hij kome tot Mij (…) en drinke (Joh 7, 37-38). En wij antwoorden: leer ons onszelf te vergeten om aan U te denken en aan alle mensen. De Heer zal ons met zijn genade helpen om vooruit te gaan net zoals we vroeger, toen we nog een kind waren, werden geholpen om te leren schrijven. Weten jullie nog dat de meester onze hand pakte en ons hielp om onze eerste hanenpoten te zetten? Zo zullen we ons steeds gelukkiger voelen als we door de onmiskenbare trekken van een christelijke levenswijze, waaruit iedereen de wonderdaden van God kan aflezen, ons geloof laten zien, dat een geschenk is van God.

Hij is een vriend, dé vriend. Hij zegt tegen ons: Vos autem dixi amicos, maar u heb Ik vrienden genoemd (Joh 15, 15). Hij noemt ons vrienden en Hij zette de eerste stap voor deze vriendschap, want Hij hield als eerste van ons. Maar Hij dringt zijn liefde niet op. Hij biedt die aan en geeft een duidelijk bewijs van zijn vriendschap: Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden (Joh 15, 13). Hij was een vriend van Lazarus en huilde toen Hij zag dat hij dood was. En Hij wekte hem op. Als Hij ons koud en lusteloos ziet, misschien met een star en stijf inwendig leven dat de geest dreigt te geven, dan zullen zijn tranen ons het leven geven: Vriend, Ik zeg u, sta op en loop (zie Joh 11, 43-44; Lc 5, 24), laat dat leven, dat geen leven is, achter je!

De heilige Johannes heeft in zijn evangelie mooie woorden van Maria opgenomen bij gelegenheid van een gebeurtenis waarover we al hebben nagedacht: de bruiloft van Kana. De evangelist vertelt ons dat Maria zich tot de bedienden richtte en zei: Doet maar wat Hij u zeggen zal (Joh 2, 5). Daar gaat het om: de mensen naar Jezus brengen om Hem te vragen: Domine, quid me vis facere, Heer, wat wilt Gij dat ik doe? (Hand 9, 6).

Het christelijk apostolaat — en ik heb het nu over dat van gewone christenen, van mannen en vrouwen die leven zoals hun medemensen — is één grote catechese waarin het verlangen naar God wordt gewekt door het persoonlijk contact en een trouwe en hechte vriendschap, en waarbij hulp wordt geboden om nieuwe horizonten te ontdekken: op een natuurlijke manier, in alle eenvoud zoals ik al zei, door het voorbeeld van een geloof dat in praktijk wordt gebracht, door een vriendelijk woord, maar met de kracht van de goddelijke waarheid.

Wees moedig. Jullie kunnen rekenen op de hulp van Maria, Regina apostolorum, koningin van de apostelen. Zij zal haar kinderen hun verantwoordelijkheid voorhouden, zonder daardoor minder moeder te zijn. Maria bewijst degenen die naar haar toegaan en over haar leven mediteren altijd de enorme gunst hen naar het kruis te brengen om hen het voorbeeld van de Zoon van God voor ogen te houden. Bij deze ontmoeting die beslissend is voor het christelijk leven komt Maria te hulp, opdat ons gedrag uitmondt in de verzoening van de jongere broer — dat zijn wij: jij en ik — met de eerstgeboren Zoon van de Vader.

Aan veel bekeringen en beslissingen om zich over te geven in dienst van God is een ontmoeting met Maria voorafgegaan. Onze Lieve Vrouw heeft ons gesteund op onze zoektocht en ze heeft de onrust in onze ziel met moederlijke zorg omringd en ons geholpen om te veranderen en naar een nieuw leven te verlangen. En zo heeft het doet maar wat Hij u zeggen zal tot een edelmoedige overgave geleid, tot de christelijke roeping die sindsdien heel ons leven verlicht.

De tijd van ons gesprek met de Heer, waarin wij hebben gemediteerd over de devotie en de liefde tot zijn Moeder en onze Moeder, moet nieuw leven aan ons geloof geven. We staan aan het begin van de meimaand en Hij wil dat wij deze gelegenheid niet onbenut laten en dat we, door vol vertrouwen met zijn Moeder om te gaan, meer van Hem gaan houden en iedere dag meer contact met haar zoeken — in kleine dingen, in liefdevolle attenties — waar gaandeweg een grotere persoonlijke heiligheid en meer apostolische ijver uit voortkomt, dat wil zeggen dat we een voortdurende inspanning doen om bij te dragen aan de verlossing waarvoor Christus naar de wereld is gekomen.

Sancta Maria, spes nostra, ancilla Domini, sedes sapientiae, ora pro nobis! Heilige Maria, onze hoop, dienstmaagd van de Heer, zetel van de wijsheid, bid voor ons!