Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Palmzondag.

Zoals ieder christelijk feest is ook dat van vandaag vooral een feest van vrede. De palmtakken roepen met hun oude symboliek de volgende scène uit Genesis bij ons op: Nu wachtte Noach nog eens zeven dagen en liet toen opnieuw een duif uit de ark los. Toen de duif tegen de avond bij hem terugkwam, droeg zij een groen olijfblad in de bek. Toen begreep Noach dat het water van de aarde weggezakt moest zijn (Gen 8, 10-11). Dit herinnert ons eraan dat het verbond tussen God en zijn volk in Christus is gesloten, want Hij is onze vrede (Ef 2, 14). De liturgie van de katholieke Kerk verbindt het oude op een voortreffelijke wijze met het nieuwe, en zo lezen wij vol vreugde: De kinderen van de Hebreeën droegen olijftakken in de hand. Zij trokken de Heer tegemoet terwijl ze uitriepen: Hosanna in den hoge![Antifoon bij de uitdeling van de palmtakken).

In ons hart verenigt deze huldiging zich met de jubelzang waarmee zijn geboorte in Bethlehem werd begroet. Terwijl Hij voorttrok, spreidden ze hun mantels op de weg uit. Toen Hij de stad naderde, begonnen zijn talrijke volgelingen, reeds op de helling van de Olijfberg, opgetogen en met luide stem God te prijzen om alle wonderen die zij gezien hadden. Zij riepen: Gezegend de Koning, die komt in de Naam van de Heer! Vrede in de hemel en eer in den hoge! (Lc 19, 36-38).

Vrede op aarde

Pax in coelo, vrede in de hemel. Maar laten we ook naar de wereld kijken: waarom is er geen vrede op aarde? Want daar heerst geen vrede, daar is alleen maar schijn van vrede, een evenwicht uit vrees, kwetsbare compromissen. Ook in de Kerk heerst geen vrede, zij is getekend door spanningen die het witte kleed van de bruid van Christus in stukken dreigen te scheuren. Ook in het hart van veel mensen is er geen vrede. Zij proberen de onrust in hun ziel tevergeefs te compenseren door voortdurende bedrijvigheid, door afleiding te zoeken in dingen die geen voldoening geven maar altijd een bittere smaak van droefheid achterlaten.

De palmtakken, schrijft de heilige Augustinus, symboliseren eerbewijs, omdat ze het teken van de overwinning zijn. De Heer stond vlak voor zijn overwinning, door de dood aan het Kruis. In het teken van het Kruis overwon Hij de duivel, de vorst van de dood [In Ioannis Evangelium tractatus, 51, 2 (PL 35, 1764)]. Christus is onze vrede omdat Hij heeft overwonnen; en Hij heeft overwonnen omdat Hij de zware strijd heeft gestreden tegen al het kwaad in het hart van de mensen.

Christus die onze vrede is, is ook de Weg (Joh 14, 6) Als wij vrede willen dan moeten we zijn voetstappen volgen. De vrede is het resultaat van de oorlog, van de strijd, van de ascetische strijd die iedere christen in zijn binnenste moet voeren tegen alles in zijn leven wat niet van God is: tegen de trots, de zinnelijkheid, het egoïsme, de oppervlakkigheid, de bekrompenheid van hart. Het is zinloos om te roepen dat er vrede om ons heen moet zijn als er in ons geweten en in het diepst van onze ziel geen rust is, want uit het hart komen voort boze gedachten, moord, echtbreuk, ontucht, diefstal, valse getuigenis en godslastering (Mt 15, 19)

De innerlijke strijd

Draag uw deel van het lijden, als een goed soldaat van Jezus (2 Tim 2, 3), zegt de heilige Paulus ons. Het leven van de christen is een krijgsdienst, een grootse oorlog voor de vrede. Deze komt in niets overeen met menselijke krijgszuchtige ondernemingen die een geest van verdeeldheid en dikwijls van haat ademen, terwijl de oorlog die de kinderen van God tegen hun egoïsme voeren, wortelt in een streven naar eenheid en liefde. Al zijn we zwakke mensen, onze strijd is geen uiting van zwakheid. De wapens waarmee wij strijden zijn geen aardse wapens; ze zijn geladen met Gods kracht, in staat elke sterkte te breken. Wij werpen menselijke redeneringen omver, elke verschansing die door de hoogmoed is opgeworpen tegen de kennis van God (2 Kor 10, 3-5). Het is de onverbiddelijke strijd tegen onze hoogmoed, tegen de arrogantie die ons bereid maakt het kwade te doen, tegen onze eigengereidheid.

Laten we op deze Palmzondag, waarmee voor Jezus de week begint die beslissend is voor onze redding, geen oppervlakkige beschouwingen doen, maar naar de kern gaan van wat werkelijk belangrijk is. Vergeet niet dat ons streven is naar de hemel te gaan en dat al het andere niet de moeite waard is. Om naar de hemel te gaan moeten we trouw zijn aan de leer van Christus, en om trouw te zijn moeten we voortdurend strijden tegen de hindernissen die ons eeuwig geluk in de weg staan.

Ik weet dat wij aan onze zwakheid denken zo gauw er sprake is van strijden, dat we zien aankomen dat we het onderspit gaan delven en verkeerde wegen zullen inslaan. God houdt daar rekening mee. We zijn onderweg, en het is onvermijdelijk dat we bij het lopen stof doen opwaaien. Wij zijn schepselen en we zitten vol fouten. Ik denk trouwens dat die er moeten zijn: ze zijn als de schaduw die het contrast tussen de genade van God en onze inspanning om aan dit goddelijk geschenk te beantwoorden des te duidelijker maakt. En dit contrast van licht en donker maakt ons menselijk, nederig, begrijpend en edelmoedig.

We moeten ons niets aanpraten: als wij in ons leven op glans en overwinningen rekenen, moeten we ook op achteruitgang en nederlagen rekenen. Zo is de weg van de christen op aarde altijd geweest, ook van degenen die wij nu als heiligen vereren. Denk maar aan Petrus, Augustinus en Franciscus. Ik houd niet van levensbeschrijvingen waarin heiligen, misschien uit naïviteit maar ook door weinig kennis van de leer, worden afgeschilderd als mensen die vanaf de moederschoot in de genade van God waren bevestigd. Nee, de echte levensbeschrijvingen van de christelijke helden lijken op die van ons: zij streden en overwonnen, zij streden en verloren. En daarna begonnen ze, vol berouw, opnieuw aan de strijd.

Het moet ons niet verbazen dat we regelmatig de nederlaag leiden, gewoonlijk of misschien altijd in kleine dingen, maar dat doet ons pijn alsof het om iets groots gaat. Als we van God houden, als we nederig zijn en met volharding strijden, dan hebben die nederlagen niet al te veel belang, want er zullen overwinningen op volgen die groot zijn in de ogen van God. Als wij met een oprechte bedoeling handelen en proberen de wil van God te doen, kunnen we in onze kleinheid verzekerd zijn van zijn genade, en dan bestaan er geen nederlagen.

Vandaag en gisteren

De liturgie van Palmzondag legt de christenen dit gezang in de mond: Gij, poorten, gaat open:verheft u, gij oude poorten, opdat de Koning der heerlijkheid kan binnentrekken (Antifoon bij de uitdeling van de palmtakken). Wie zich in de burcht van zijn egoïsme verschanst zal het slagveld niet opzoeken. Maar als hij de poorten van het fort opent en de Koning van de vrede binnenlaat, zal hij samen met Hem naar buiten gaan om te vechten tegen alle ellende waardoor de blik verduisterd en het geweten afgestompt wordt.

Open de oude poorten. Deze oproep voor de strijd is niet nieuw in het christendom. Het is een eeuwige waarheid. Zonder strijd wordt er geen overwinning behaald, en zonder overwinning komt er geen vrede. Zonder vrede is menselijke vreugde slechts schijn en bedrog. Ze blijft onvruchtbaar, ze wordt niet vertaald in hulp aan de mensen of in werken van naastenliefde en rechtvaardigheid, van vergiffenis en barmhartigheid, of in het dienen van God.

Het lijkt wel dat velen binnen en buiten de Kerk, van hoog tot laag, de strijd hebben opgegeven — de strijd tegen hun eigen mankementen — en dat ze zich in volle wapenrusting aan een slavernij hebben overgeleverd die de ziel verlaagt. Dit is een dreigend gevaar dat altijd aanwezig zal zijn in het leven van de christen.

Het is daarom nodig voortdurend aan de allerheiligste Drie-eenheid te vragen zich over iedereen te ontfermen. Ik schrik bij de gedachte aan de gerechtigheid van God als ik over deze dingen spreek. Maar dan doe ik een beroep op zijn barmhartigheid, op zijn medelijden, en hoop ik dat Hij niet naar onze zonden kijkt, maar naar de verdiensten van Christus en van zijn heilige Moeder, die ook onze Moeder is, en naar die van de heilige aartsvader Jozef, die een vader voor Hem was, en naar die van de heiligen.

We lezen in de Mis van dit feest dat de christen er zeker van kan zijn dat God hem, als hij maar wil strijden, bij de hand neemt. Het is Jezus, de Vredevorst die Jeruzalem binnengaat op een arm ezeltje, die zegt: Het Rijk der hemelen breekt zich met geweld baan, en geweldenaars maken het buit (Mt 11, 12). Dit geweld uit zich niet in gewelddadigheid tegen anderen, maar het is de kracht om onze eigen zwakheden en ellende te bestrijden, de moed om onze trouweloosheid niet te verbloemen, de morele kracht om voor het geloof uit te komen, ook in een vijandige omgeving.

Ook vandaag wordt van een christen verwacht dat hij heldhaftig is; als het moet in grote gevechten, maar normaal gesproken in de kleine schermutselingen van elke dag. Als we uit liefde op deze schijnbaar onbeduidende wijze blijven strijden, dan zal de Heer zijn kinderen altijd als een liefdevolle herder behulpzaam zijn: Ik zal zelf mijn schapen weiden en ze een rustplaats wijzen. De verdwaalde schapen ga Ik zoeken, de verstrooide schapen bijeenbrengen, de gewonde dieren verbinden, het zwakke weer krachtig maken… Mijn volk zal wonen op zijn eigen grond en erkennen dat Ik Jahwe ben, als Ik het hout van zijn juk breek en het bevrijd uit de macht van zijn verdrukkers (Ez 34, 15-16; 27).