Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Openbaring.

Kort geleden zag ik een prachtig reliëf in marmer, met de afbeelding van de aanbidding van het Kind Jezus door de drie wijzen. Rond het reliëf waren figuren afgebeeld: vier engelen, ieder met een symbool: een kroon, een wereldbol met een kruis erop, een zwaard en een scepter. Met deze vertrouwde symbolen werd de gebeurtenis voorgesteld die wij vandaag vieren: enkele wijze mannen — volgens de traditie waren het koningen — knielen neer voor een Kind, nadat zij in Jeruzalem gevraagd hadden: Waar is de pasgeboren koning der Joden?[Mt 2, 2).

Aangespoord door deze vraag kijk ik naar Jezus die in een kribbe ligt (Lc 2, 12), een plaats die bestemd is voor dieren. Heer, waar is uw koningschap, uw kroon, uw zwaard, uw scepter? Ze behoren Hem toe, maar Hij wil ze niet. Hij heerst, gewikkeld in doeken. Hij is een weerloze koning die zich in de hulpeloosheid van een klein kind aan ons voorstelt. Hoe zouden wij niet denken aan de woorden van de apostel: Hij heeft zichzelf ontledigd en het bestaan van een slaaf op zich genomen (Fil 2, 7).

God is mens geworden om de wil van zijn Vader aan ons bekend te maken. In de kribbe begint Hij al met zijn onderricht. Hij zoekt ons met een oproep tot heiligheid, opdat wij de verlossing samen met Hem voltooien. Denk eens na over dit eerste onderricht: wij moeten met Hem verlossen, maar niet door over onze naasten te heersen, maar over onszelf. Net als Christus moeten wij ons ontledigen, ons als de dienaar van anderen beschouwen om hen tot God te kunnen brengen.

Waar is de Koning? Zal Jezus niet op de eerste plaats in het hart, in jouw hart willen heersen? Daarom komt Hij als een klein kind, want wie zou niet van zo”n schepseltje houden? Waar is de Koning? Waar is de Christus die de heilige Geest probeert vorm te geven in onze ziel? Hij is niet te vinden in de trots, want die scheidt ons van God, en ook niet in de liefdeloosheid, want die isoleert ons van de mensen. Christus kan daar niet zijn, want daar is de mens alleen.

Als je op dit feest van Driekoningen aan de voeten van het Jezuskind knielt, voor een Koning zonder uiterlijke tekenen van zijn koningschap, dan kun je Hem zeggen: Heer, ban de trots uit mijn leven, breek mijn eigenliefde, deze drang om mij te laten gelden en mijn wil aan anderen op te leggen. Maak dat de vereenzelviging met U het fundament van mijn leven wordt.

De weg van het geloof

De intentie om ons met Christus te vereenzelvigen is niet gemakkelijk te verwezenlijken. Maar als we leven zoals de Heer ons geleerd heeft is het ook niet zo moeilijk, als we maar iedere dag onze toevlucht nemen tot zijn Woord, en als we ons leven maar laten doordringen van de sacramentele werkelijkheid van de Eucharistie, die Hij ons als voedsel heeft nagelaten. Zoals een oud lied uit mijn streek zegt, is de weg van een christen goed te belopen. God heeft ons duidelijk en ondubbelzinnig geroepen. Net als de drie koningen hebben wij aan de hemel van onze ziel een ster ontdekt, die een licht en een betrouwbare wegwijzer is.

Wij hebben zijn ster in het Oosten gezien en zijn gekomen om Hem te aanbidden (Mt 2, 2). Wij hebben dat ook ervaren. Ook wij hebben gemerkt dat er geleidelijk een nieuw licht in onze ziel begon te schijnen. Het verlangen om geheel en al christen te zijn; het verlangen, als ik het zo mag uitdrukken, om God serieus te nemen. Als ieder van ons de geschiedenis van zijn roeping zou vertellen, zouden we zeker tot de conclusie komen dat het allemaal het werk van God is. Laten we God de Vader, God de Zoon, God de heilige Geest en de heilige Maagd Maria — door wie alle zegeningen van de hemel tot ons komen — bedanken voor dit geschenk dat, met het geschenk van het geloof, het grootste is wat God aan een schepsel kan geven. Het is het vaste besluit om de volheid van de liefde te bereiken in de overtuiging dat heiligheid in onze sociale, beroeps- en overige bezigheden niet alleen mogelijk, maar ook noodzakelijk is.

Kijk eens met welke fijngevoeligheid de Heer ons uitnodigt. Hij drukt zich in menselijke bewoordingen uit als iemand die verliefd is: Ik heb je bij je naam geroepen… Jij bent van Mij (Jes 43, 1). God — die de schoonheid, de grootheid en de wijsheid is — zegt ons dat wij van Hem zijn, dat Hij ons heeft uitgekozen om ons zijn oneindige liefde te geven. We hebben een sterk geloofsleven nodig om dit geschenk, dat de goddelijke voorzienigheid ons in handen heeft gegeven, niet te vervormen. Een geloof als dat van de drie koningen, dat ons de zekerheid geeft dat noch de woestijn, noch de stormen, noch de rust van de oasen ons zullen beletten het eeuwige Betlehem te bereiken, voor altijd te leven bij God.

De weg van het geloof is een weg van het offer. De christelijke roeping haalt ons niet van onze plaats maar eist dat we alles opgeven wat de wil van God in de weg staat. Het opkomende licht is nog maar het begin. Als we willen dat dit schijnsel een ster, ja zelfs de zon wordt, dan moeten we het volgen. Zolang de wijzen nog in Perzië waren, schrijft de heilige Johannes Chrysostomus, zagen ze alleen maar een ster. Maar toen ze hun vaderland verlieten, zagen ze de zon der gerechtigheid zelf. Je zou kunnen zeggen dat ze de ster niet waren blijven zien als ze in hun land waren gebleven. Ook wij willen ons haasten! En laten we, zelfs als iedereen het ons wil beletten, naar het huis van dit Kind snellen [H. Johannes Chrysostomos, In Matthaeum homiliae, 6, 5 (PG 57, 78)].

Standvastigheid in de roeping

Wij hebben zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om Hem te aanbidden. Toen koning Herodes dat hoorde, schrok hij en met hem heel Jeruzalem (Mt 2, 2-3). Dat tafereel herhaalt zich nog steeds. Als iemand met een heel menselijke en diepchristelijke overtuiging de beslissing neemt om consequent naar het geloof te leven, dan zijn er altijd mensen die vreemd opkijken bij deze confrontatie met Gods grootheid. Ze kunnen er, ontdaan als ze zijn, zelfs aanstoot aan nemen. Het is alsof ze niets anders kennen dan wat binnen hun beperkte aardse horizon past. Ze glimlachen meewarig om de edelmoedigheid van degenen die naar de roeping van de Heer hebben geluisterd. Ze schrikken ervan en in gevallen die echt ziekelijk zijn, doen ze al het mogelijke om zo”n heilige, in volle vrijheid genomen gewetensbeslissing te blokkeren.

Meer dan eens heb ik een soort algehele mobilisatie meegemaakt tegen mensen die besloten om hun leven in dienst van God en de naasten te stellen. Er zijn mensen die ervan overtuigd zijn dat de Heer niet mag kiezen wie Hij wil zonder eerst hun toestemming te vragen. Zij vinden zelfs dat de mens niet in staat is in volle vrijheid de Liefde te accepteren of te weigeren. Voor wie zo denkt komt het bovennatuurlijk leven van de ziel niet op de eerste plaats. Zij vinden wel dat je er aandacht aan moet besteden, maar onder voorwaarde dat enig comfort en de behoeften van het menselijk egoïsme gegarandeerd worden. Maar wat zou er dan van het christendom overblijven? Zijn de liefdevolle en tegelijk veeleisende woorden van Jezus alleen bedoeld om ernaar te luisteren, of om ernaar te luisteren en ernaar te handelen? Hij zei: Weest dus volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is (Mt 5, 48).

Onze Lieve Heer richt zich tot alle mensen, Hij wil dat ze Hem zoeken en dat ze heilig worden. Hij roept niet alleen de drie koningen, die geleerd en machtig waren. Eerder al had Hij de herders van Betlehem niet alleen een ster, maar ook een van zijn engelen gezonden (zie Lc 2, 9). Iedereen, rijk of arm, wijs of minder wijs, moet in zijn ziel de houding van nederigheid ontwikkelen waardoor we de stem van God kunnen horen.

Neem Herodes. Hij was een van de machtigen der aarde en kon de hulp van geleerden inroepen: Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk bijeen en legde hun de vraag voor, waar de Messias geboren moest worden (Mt 2, 4). Maar macht en wetenschap brengen hem niet tot de kennis van God. Door de verstoktheid van zijn hart worden macht en wetenschap instrumenten van het kwaad; instrumenten van zijn zinloos verlangen om God te vernietigen, en van zijn minachting voor het leven van een handvol onschuldige kinderen.

Laten we verder gaan met het evangelie. Zij antwoordden hem: In Betlehem in Judea. Zo immers staat er geschreven bij de profeet: En gij, Betlehem, landstreek van Judea, zijt volstrekt niet de geringste onder de leiders van Juda, want uit u zal een leidsman te voorschijn treden, die herder zal zijn over mijn volk Israël (Mt 2, 5). Deze bijzonderheden van de goddelijke barmhartigheid mogen ons niet ontgaan. Hij, die komt om de wereld te verlossen wordt in een afgelegen dorpje geboren. En, zoals de Schrift nadrukkelijk herhaalt, is er bij God geen aanzien des persoons (zie 2 Kron 19, 7; Rom 2, 1; Ef 6, 9; Kol 3, 25 etc). Als Hij een mens roept om consequent naar het geloof te leven, kijkt Hij niet naar vermogen, stand, afkomst of grote geleerdheid. De roeping gaat aan iedere mogelijke verdienste vooraf. En zie, de ster die zij in het oosten hadden gezien, ging voor hen uit totdat ze boven de plaats waar het Kind zich bevond bleef stilstaan (Mt 2, 9).

De roeping komt als eerste. Voordat we weten hoe we ons tot God kunnen richten houdt Hij al van ons, en Hij geeft ons de liefde waarmee we kunnen beantwoorden. God komt ons in zijn vaderlijke goedheid tegemoet (Ps 78, 8). Hij is niet alleen rechtvaardig, Hij gaat veel verder: Hij is barmhartig. Hij wacht niet tot wij naar Hem gaan, Hij is ons vóór met de onmiskenbare bewijzen van zijn vaderliefde.