Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Eer van God.

Laten wij van deze houding leren. Zelfs de glorie die Hem toekwam heeft Jezus hier op aarde niet gewild. Hij had er recht op als God behandeld te worden, maar Hij heeft de gestalte aangenomen van een knecht, van een slaaf (zie Fil 2, 6-7). Hiervan leert de christen dat alle eer voor God is en dat niemand de luister en grootsheid van het evangelie mag gebruiken voor menselijke belangen en ambities.

Laten we van Jezus leren. Zijn verzet tegen alle menselijke eer gaat perfect samen met de grootsheid van zijn unieke zending als de veelgeliefde Zoon van God die mens wordt om de mensen te redden. In zijn liefde heeft de Vader die zending met de tederste zorg omringd: Filius meus es tu, ego hodie genui te. Postula a me et dabo tibi gentes hereditatem tuam, Gij zijt mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt. Vraag Mij, dan geef Ik U de volkeren tot erfdeel (Ps 2, 7).

De christen die — in navolging van Jezus — met de houding leeft van volledige aanbidding van de Vader, krijgt van de Heer ook woorden van liefdevolle zorg: Omdat hij op Mij heeft vertrouwd, zal Ik hem redden; hem beschermen, omdat hij mijn Naam kent [Ps 90, 14 (Tractus van de Mis)].

Zoals ieder christelijk feest is ook dat van vandaag vooral een feest van vrede. De palmtakken roepen met hun oude symboliek de volgende scène uit Genesis bij ons op: Nu wachtte Noach nog eens zeven dagen en liet toen opnieuw een duif uit de ark los. Toen de duif tegen de avond bij hem terugkwam, droeg zij een groen olijfblad in de bek. Toen begreep Noach dat het water van de aarde weggezakt moest zijn (Gen 8, 10-11). Dit herinnert ons eraan dat het verbond tussen God en zijn volk in Christus is gesloten, want Hij is onze vrede (Ef 2, 14). De liturgie van de katholieke Kerk verbindt het oude op een voortreffelijke wijze met het nieuwe, en zo lezen wij vol vreugde: De kinderen van de Hebreeën droegen olijftakken in de hand. Zij trokken de Heer tegemoet terwijl ze uitriepen: Hosanna in den hoge![Antifoon bij de uitdeling van de palmtakken).

In ons hart verenigt deze huldiging zich met de jubelzang waarmee zijn geboorte in Bethlehem werd begroet. Terwijl Hij voorttrok, spreidden ze hun mantels op de weg uit. Toen Hij de stad naderde, begonnen zijn talrijke volgelingen, reeds op de helling van de Olijfberg, opgetogen en met luide stem God te prijzen om alle wonderen die zij gezien hadden. Zij riepen: Gezegend de Koning, die komt in de Naam van de Heer! Vrede in de hemel en eer in den hoge! (Lc 19, 36-38).

Vrede op aarde

Pax in coelo, vrede in de hemel. Maar laten we ook naar de wereld kijken: waarom is er geen vrede op aarde? Want daar heerst geen vrede, daar is alleen maar schijn van vrede, een evenwicht uit vrees, kwetsbare compromissen. Ook in de Kerk heerst geen vrede, zij is getekend door spanningen die het witte kleed van de bruid van Christus in stukken dreigen te scheuren. Ook in het hart van veel mensen is er geen vrede. Zij proberen de onrust in hun ziel tevergeefs te compenseren door voortdurende bedrijvigheid, door afleiding te zoeken in dingen die geen voldoening geven maar altijd een bittere smaak van droefheid achterlaten.

De palmtakken, schrijft de heilige Augustinus, symboliseren eerbewijs, omdat ze het teken van de overwinning zijn. De Heer stond vlak voor zijn overwinning, door de dood aan het Kruis. In het teken van het Kruis overwon Hij de duivel, de vorst van de dood [In Ioannis Evangelium tractatus, 51, 2 (PL 35, 1764)]. Christus is onze vrede omdat Hij heeft overwonnen; en Hij heeft overwonnen omdat Hij de zware strijd heeft gestreden tegen al het kwaad in het hart van de mensen.

Christus die onze vrede is, is ook de Weg (Joh 14, 6) Als wij vrede willen dan moeten we zijn voetstappen volgen. De vrede is het resultaat van de oorlog, van de strijd, van de ascetische strijd die iedere christen in zijn binnenste moet voeren tegen alles in zijn leven wat niet van God is: tegen de trots, de zinnelijkheid, het egoïsme, de oppervlakkigheid, de bekrompenheid van hart. Het is zinloos om te roepen dat er vrede om ons heen moet zijn als er in ons geweten en in het diepst van onze ziel geen rust is, want uit het hart komen voort boze gedachten, moord, echtbreuk, ontucht, diefstal, valse getuigenis en godslastering (Mt 15, 19)

De heilige Mis vieren betekent voortdurend in gebed zijn, want ieder van ons heeft daar een persoonlijke ontmoeting met God waarbij we Hem aanbidden, Hem loven, Hem smeken, Hem dankzeggen, eerherstel brengen voor onze zonden, ons zuiveren en ons in Christus één voelen met alle christenen.

Misschien vragen we ons wel eens af hoe wij aan zoveel liefde van God kunnen beantwoorden en we zouden graag een duidelijk programma voor een christelijk leven willen zien. De oplossing is gemakkelijk en ligt binnen het bereik van alle gelovigen: van harte meedoen met de Mis, in de Mis leren God te ontmoeten, want in dit Offer ligt alles besloten wat de Heer van ons wil.

Ik wil jullie graag herinneren aan iets waar jullie al zo vaak bij aanwezig zijn geweest: de liturgie van de Mis. Als wij die stap voor stap doornemen zal Onze Lieve Heer ons misschien laten ontdekken waarin we moeten beteren, welke gebreken wij moeten uitroeien en hoe we met alle mensen als broeders en zusters moeten omgaan.

De priester gaat naar het altaar van God, naar God die onze jeugd verblijdt. De heilige Mis begint met een vreugdezang, want God is aanwezig. Die vreugde uit zich vol eerbied en liefde in de kus op de altaartafel, een symbool van Christus en een herinnering aan de heiligen; het is een kleine, maar geheiligde plaats, omdat hier het heilig sacrament dat een oneindige werkzaamheid heeft, voltrokken wordt.

In de schuldbelijdenis komen we voor onze onwaardigheid te staan, niet door een abstracte herinnering aan onze schuld, maar door ons onze zonden en fouten voor de geest te halen. Daarom herhalen wij: Kyrie eleison, Christe eleison, Heer, ontferm U over ons; Christus, ontferm U over ons. Als de vergiffenis die we nodig hebben afhankelijk zou zijn van onze verdiensten, dan zou er op dat moment een bitter verdriet in ons opkomen. Maar aangezien Hij goed is krijgen we door de barmhartigheid van God vergiffenis, en we loven Hem dan ook onmiddellijk door het Gloria in te zetten: Want Gij alleen zijt de Heilige, Gij alleen de Heer, Gij alleen de Allerhoogste, Jezus Christus, met de heilige Geest, in de heerlijkheid van God de Vader.

Het gebedsleven

Een gebed tot de God van mijn leven (Ps 41, 9) Als God voor ons het leven is, dan zal het ons niet verbazen dat ons christelijk leven met gebed verweven moet zijn. Maar beschouw het gebed niet als een handeling die je verricht en die je meteen weer achter je laat. De rechtvaardige vindt zijn welbehagen in de wet van Jahwe en over zijn wet peinst hij dag en nacht (Ps 1, 2). In de ochtend denk ik aan U (zie Ps 62, 7) en in de avond stijgt mijn gebed als wierook naar U op (zie Ps 140, 2). De hele dag kan een tijd van gebed zijn: van de avond tot de morgen en van de morgen tot de avond. Het gaat nog verder: de Schrift herinnert ons eraan dat zelfs slapen gebed moet zijn (zie Deut 6, 6 en 7).

Denk aan wat het evangelie ons over Jezus vertelt. Soms bracht Hij de hele nacht door in een intens gesprek met zijn Vader. Wat een indruk zal de gestalte van de biddende Christus op de eerste leerlingen hebben gemaakt! Toen ze die houding van voortdurend gebed gadesloegen vroegen ze Hem: Domine, doce nos orareLc 11, 1), Heer, leer ons zo te bidden.

De heilige Paulus verkondigt overal het levend voorbeeld van Christus: Orationi instantes, weest volhardend in het gebed (Rom 12, 12), schrijft hij. En de heilige Lucas schetst in een paar woorden de houding van de eerste gelovigen: Zij allen bleven eensgezind volharden in het gebed (Hand 1, 14).

Het karakter van een goed christen wordt met de hulp van de genade gevormd in de smidse van het gebed. Het gebedsleven kan verschillende vormen aannemen. Meestal uiten we onze gevoelens met woorden, met de mondgebeden die God ons heeft geleerd, het Onze Vader, of de woorden van zijn engel, het Wees gegroet. Bij andere gelegenheden gebruiken we gebeden die in de loop der jaren gerijpt zijn en waarin de vroomheid van miljoenen broeders en zusters in het geloof zich steeds heeft uitgedrukt: die van de liturgie — lex orandi –, of de gebeden die zijn voortgekomen uit een liefhebbend hart, zoals veel Maria—antifonen: Sub tuum praesidium…, Memorare…, Salve Regina…, Onder uw bescherming…, Gedenk…, Wees gegroet, koningin…

Op andere momenten volstaan twee of drie uitdrukkingen die we als liefdespijltjes op de Heer afschieten: iaculata, schietgebeden, die we door het aandachtig lezen van het leven van Christus kunnen leren: Domine, si vis, potes me mundare, Heer, als Gij wilt, kunt Gij mij reinigen; (Mt 8, 2) Domine, tu omnia nosti, tu scis quia amo te, Heer, Gij weet alles, Gij weet dat ik U bemin; (Joh 21, 17). Credo, Domine, sed adiuva incredulitatem meam, Heer, ik geloof, maar kom mijn ongeloof te hulp (Mc 9, 23), versterk mijn geloof; Domine, non sum dignus, Heer, ik ben niet waardig! (Mc 8, 8) Dominus meus et Deus meus, Mijn Heer en mijn God! (Joh 20, 28). Of andere korte, liefdevolle zinnetjes die bij een concrete situatie uit het diepst van ons hart naar boven komen.

Het gebedsleven moet overigens kunnen steunen op de momenten die wij iedere dag uitsluitend bestemmen voor een ontmoeting met God. Tijd voor een gesprek, zonder het lawaai van woorden, als het kan bij het tabernakel, om Onze Lieve Heer ervoor te bedanken dat Hij al twintig eeuwen — zó alleen! — op ons wacht. Deze dialoog met God is mentaal gebed, van hart tot hart, waar heel onze ziel bij betrokken is: het verstand en de verbeeldingskracht, het geheugen en de wil. Zo”n gesprek draagt eraan bij dat we aan ons armzalig menselijk leven, ons gewone dagelijkse leven, een bovennatuurlijke waarde geven.

Door deze tijden van gebed, door de mondelinge gebeden en de schietgebeden, kunnen we van onze dag op een natuurlijke en onopvallende manier een voortdurende lofprijzing van God maken. We zullen Hem bij ons aanwezig hebben zoals verliefden voortdurend in elkaars gedachten zijn, en al onze handelingen — ook de kleinste — zullen een grote bovennatuurlijke uitwerking hebben.

Als een christen de weg van een voortdurende vertrouwelijkheid met de Heer gaat — een weg voor iedereen, en niet een smal pad voor bevoorrechte mensen — dan zal het geestelijk leven groeien en zeker en sterk worden. Dan gaat de mens de mooie en tegelijk veeleisende strijd aan om de wil van God tot het einde te vervullen.

Vanuit het gebedsleven kunnen we ook een ander punt begrijpen dat bij het feest van vandaag naar voren komt: het apostolaat, het in praktijk brengen van de leer die Jezus kort voordat Hij naar de hemel ging aan de zijnen gaf: Gij zult mijn getuigen zijn in Jeruzalem, in geheel Judea en Samaria en tot het uiteinde der aarde (Hand 1, 8).

Het koninkrijk in de ziel

Groot bent U, Heer onze God, U geeft bovennatuurlijke zin en goddelijke vruchtbaarheid aan ons leven! U doet ons uit liefde voor uw Zoon uit alle kracht, met lichaam en ziel, uitroepen: Oportet illum regnare! Hij hoort koning te zijn! Ook al klinkt de echo van onze zwakheid in ons na, U weet dat wij schepselen zijn, en wat voor schepselen! Niet alleen onze voeten zijn van leem, maar ook ons hart en ons hoofd (zie Dan 2, 33), maar met uw genade zullen we ons voor U inzetten, enkel en alleen voor U.

Christus moet heersen, maar in de eerste plaats in onze ziel. Wat zouden we Hem antwoorden op de vraag: jij, hoe laat jij Mij in jou heersen? Ik zou Hem zeggen dat ik daarvoor een overvloed van zijn genade nodig heb, want alleen dan zal alles kunnen veranderen in een hosanna, een vreugdezang voor Christus, mijn koning: iedere hartslag, de lichtste ademhaling, een vluchtige blik, ieder doodgewoon woord, de eenvoudigste gewaarwording: alles.

Willen we dat Christus heerst, dan moeten we consequent zijn en Hem op de eerste plaats ons hart geven. Want wat wij zeggen over het koninkrijk van Christus zou anders niet meer dan gepraat zijn zonder christelijke inhoud, iets uiterlijks zonder geloof, een misleidend gebruik van de naam van God voor menselijke doeleinden.

Als Jezus in mijn en jouw ziel zou heersen op voorwaarde dat wij Hem een waardige verblijfplaats kunnen aanbieden, dan zouden we alle reden hebben om te wanhopen. Maar vrees niet, dochter van Sion, zie, uw koning komt, gezeten op een ezelsveulen (Joh 12, 15). Zie je? Jezus stelt zich tevreden met een arm dier als troon. Ik weet niet hoe jullie erover denken, maar ik vind het geen vernedering om me voor God als een arme ezel te voelen: Als een lastdier was ik tegenover U, maar altijd ben ik bij U, U pakt mijn rechterhand vast, (Ps 72, 23-24). Gij leidt mij bij de halster.

Je ziet nu nog maar weinig ezels, maar denk eens aan de eigenschappen van dat dier. Ik heb het niet over een oude, koppige, wrokkige ezel die zich met een verraderlijke trap kan wreken, maar over een jong ezeltje, met de oren gespannen als antennes, sober, hardwerkend, met een vastberaden, vrolijke tred. Er zijn honderden mooiere dieren, met meer vaardigheden en feller. Maar Christus heeft zijn blik op hem laten vallen om zich als koning voor te stellen aan het volk dat Hem toejuichte in Jeruzalem. Want Jezus kan niets beginnen met berekenende sluwheid, met de wreedheid van kille harten, met opzichtige maar lege schoonheid. Hij houdt van de blijdschap van een jong hart, van een eenvoudige tred, een stem zonder gemaaktheid, heldere ogen, oren die zijn liefdevolle woorden willen opvangen. Zo heerst Hij in de ziel.