Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Genade.

De ervaring van onze zonden mag ons daarom niet aan onze opdracht doen twijfelen. Zeker, onze zonden kunnen het moeilijker maken om Christus te herkennen. Daarom moeten we de confrontatie met onze persoonlijke ellende aangaan en zuivering zoeken, maar in het besef dat God ons in dit leven niet de absolute overwinning over het kwaad heeft beloofd, maar dat Hij ons vraagt om te strijden. Sufficit tibi gratia mea, Mijn genade is u genoeg,[2 Kor 12, 9) was het antwoord van God toen Paulus Hem vroeg bevrijd te worden van de angel die hem vernederde.

De macht van God manifesteert zich in onze zwakheid en spoort ons aan om tegen onze fouten te strijden, ook al weten we dat we op deze aardse reis nooit de volledige overwinning zullen behalen. Het christelijk leven is een voortdurend beginnen en opnieuw beginnen, een dagelijkse vernieuwing.

Als wij in zijn kruis en in zijn sterven delen, wordt de verrijzenis van Christus werkelijkheid in ons. We moeten van het kruis, van de overgave en van de versterving houden. Christelijk optimisme is geen luchthartig en ook geen simpel menselijk vertrouwen dat alles wel goed zal gaan. Het is een optimisme dat is geworteld in het besef van onze vrijheid en in het geloof in de genade. Dit optimisme verplicht ons om eisen aan onszelf te stellen en ons in te spannen om aan de oproep van God te beantwoorden.

Christus openbaart zich dus niet ondanks onze ellende, maar in zekere zin door onze ellende, door ons leven van mensen van vlees en leem. Hij openbaart zich in onze inspanning om een beter mens te worden, in onze liefde die zuiver probeert te zijn, in onze strijd ons egoïsme de baas te worden en ons helemaal aan anderen te geven en van ons leven een voortdurende dienst te maken.

Vruchtbaarheid van de Eucharistie

Het was nacht toen de Heer bij het Laatste Avondmaal de Eucharistie instelde, wat duidelijk liet zien – aldus de heilige Johannes Chrysostomus — dat de tijden vervuld waren [In Matthaeum homiliae, 82, 1 (PG 58, 700)]. De nacht viel over de wereld omdat de oude riten, de tekenen van de oneindige barmhartigheid van God voor de mensheid, volledig in vervulling zouden gaan en de weg werd gebaand voor een echte dageraad: het nieuwe Pasen. De Eucharistie werd in de nacht ingesteld als voorbereiding op de ochtend van de verrijzenis.

Ook in ons leven moeten wij die dageraad voorbereiden en al het vergankelijke of schadelijke dat nergens voor dient van ons afschudden: ontmoediging, wantrouwen, neerslachtigheid, lafheid. De Eucharistie brengt de kinderen van God een nieuwe aanwezigheid van het goddelijke en daaraan moeten we in novitate sensus, met een nieuw inzichtRom 12, 2] beantwoorden door heel ons voelen en handelen te vernieuwen. Er is ons een nieuwe krachtbron gegeven, een sterke wortel die op Christus is geënt. Nu we het Brood voor vandaag en voor altijd hebben ontvangen, kunnen we niet meer naar het oude zuurdeeg terugkeren.

God de Vader heeft ons in het Hart van zijn Zoon infinitos dilectionis thesauros (Gebed uit de mis van het heilig Hart), oneindige schatten van liefde, barmhartigheid en tederheid geschonken. Als wij de zekerheid willen hebben dat God van ons houdt — dat Hij niet alleen naar onze gebeden luistert, maar ze zelfs vóór is — dan hoeven we de redenering van de heilige Paulus maar te volgen: Hij heeft zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, voor ons allen heeft Hij Hem overgeleverd. En zou Hij ons na zulk een gave ook niet al het andere schenken? (Rom 8, 32).

De genade vernieuwt de mens van binnenuit en maakt hem van een zondig en opstandig wezen tot een goede en trouwe dienaar (zie Mt 25, 21). De bron van alle genade is de liefde van God die Hij ons niet alleen met woorden, maar ook met daden heeft geopenbaard. De goddelijke liefde maakt dat de tweede Persoon van de allerheiligste Drie-eenheid, het Woord, de Zoon van God de Vader, ons vlees aanneemt, dat wil zeggen onze menselijke natuur, behalve de zonde. En het Woord van God is het Verbum spirans amorem, het Woord dat liefde uitademt [H. Thomas, Summa theologiae, I, q. 43, a. 5 (cit. H. Augustinus, De Trinitate, IX, 10)], het Woord waar de liefde uit voortkomt.

De liefde openbaart zich in de menswording en in het verlossend rondtrekken van Jezus op onze aarde en leidt Hem naar het uiteindelijke offer aan het kruis. En aan het kruis manifesteert zijn liefde zich door een nieuw teken: Een van de soldaten doorstak zijn zijde met een lans; terstond kwam er bloed en water uit (Joh 19, 34). Het water en het bloed van Jezus laten zijn overgave tot het uiterste zien, tot het consummatum est, alles is volbracht, (Joh 19, 30) uit liefde.

Nu wij op het feest van vandaag de centrale mysteries van ons geloof nog eens overwegen, kunnen we ons verwonderen over deze diepe realiteit die wordt uitgedrukt in gebaren die heel dicht bij de mens staan: de liefde van God de Vader die zijn Zoon overlevert, de liefde van de Zoon waardoor Hij sereen naar Golgota kan gaan. God richt zich niet tot ons met een houding van macht en heerschappij. Hij komt naar ons toe door het bestaan van een slaaf op zich te nemen en aan de mensen gelijk te worden (Fil 2, 7). Nooit stelt Jezus zich afstandelijk of ontoegankelijk op, ook al zien we Hem in de jaren van zijn prediking soms ontstemd en pijnlijk getroffen door de kwaadwilligheid van de mensen. Maar als we een beetje beter kijken, zien we meteen dat zijn boosheid en verontwaardiging voortvloeien uit zijn liefde, dat Hij ons op die manier alleen maar wil losrukken uit onze ontrouw en onze zonden. Zou ik soms behagen scheppen in de dood van de zondaar, luidt de godsspraak van Jahwe de Heer, en niet veel liever zien dat hij zijn leven betert en in leven blijft? (Ez 18, 23). Deze woorden zijn een verklaring voor alles in het leven van Jezus en ze maken ons duidelijk waarom Hij met een hart van vlees naar ons toekomt, een hart als het onze, een onmiskenbaar bewijs en een voortdurende getuigenis van het onuitsprekelijk mysterie van de goddelijke liefde.

We waren zojuist aanwezig bij de gebeurtenis in Naïn. We zouden ons ook veel andere gebeurtenissen voor de geest kunnen halen, want het evangelie staat er vol van. Deze verhalen hebben het hart van de mensen altijd geraakt en zullen dat blijven doen. Ze gaan niet alleen over het oprechte gebaar van een man die medelijden heeft met zijn medemensen, maar vooral over de openbaring van de onmetelijke liefde van God. Het hart van Jezus is het hart van de mensgeworden God, van de Emmanuël, God met ons.

De Kerk wordt, met Christus verenigd, geboren uit een doorstoken Hart (Hymne bij de vigilie van het feest van het heilig Hart). Uit dit hart dat wijd openstaat, ontvangen wij het leven. Moeten we hierbij niet vanzelf, al is het maar even, bij de sacramenten stilstaan waardoor God in ons werkt en ons laat delen in de verlossende kracht van Christus? Het is toch vanzelfsprekend dat wij met een bijzondere dankbaarheid aan het allerheiligst sacrament van de Eucharistie denken, aan het heilig offer van Calvarië en de voortdurende onbloedige hernieuwing ervan in de heilige Mis? Het is Jezus die zich als voedsel aan ons geeft. Omdat Jezus tot ons komt wordt alles anders, want er werkt een kracht in ons — de hulp van de heilige Geest — die onze ziel vult en die vorm geeft aan onze daden, onze gedachten en onze gevoelens. Het hart van Christus geeft vrede aan de christen.

Het fundament van de overgave die de Heer van ons vraagt zijn niet alleen onze eigen wensen of onze eigen krachten die zo vaak beperkt en hulpeloos zijn; de overgave steunt in de eerste plaats op de genade die het liefdevolle hart van de mensgeworden God voor ons heeft veroverd. Daarom kunnen en moeten wij volharden in ons geestelijk leven als kinderen van onze Vader die in de hemel is, zonder toe te geven aan ontmoediging of neerslachtigheid. Ik wijs er graag op dat de christen juist in het dagelijks leven, in de gewone dingen en in de normale omstandigheden, vanuit het geloof, de hoop en de liefde leeft. Hierin ligt namelijk de essentie van het doen en laten van de mens die vertrouwt op de hulp van God. In deze theologale deugden vindt hij vreugde, kracht en innerlijke vrede.

Dit zijn de vruchten van de vrede van Christus, van de vrede die zijn allerheiligst Hart ons brengt. Want, het is goed daar nog eens op terug te komen, de liefde van Jezus voor de mensen is een van die onpeilbare diepten van het goddelijk mysterie, van de liefde van de Zoon voor de Vader en voor de heilige Geest. De heilige Geest, de liefdesband tussen de Vader en de Zoon, ontmoet in het Woord een menselijk hart.

Het is niet mogelijk over deze centrale mysteries van ons geloof te spreken zonder ons bewust te zijn van de beperktheid van ons verstand en de rijkdom van de openbaring. Toch geloven wij nederig en vast in deze waarheden, ook al kunnen we ze met ons verstand niet bevatten. Gesteund door het getuigenis van Christus weten we dat het zo is; dat de liefde in de schoot van de Drie-eenheid over alle mensen wordt uitgegoten via de liefde van het hart van Jezus.

Het koninkrijk in de ziel

Groot bent U, Heer onze God, U geeft bovennatuurlijke zin en goddelijke vruchtbaarheid aan ons leven! U doet ons uit liefde voor uw Zoon uit alle kracht, met lichaam en ziel, uitroepen: Oportet illum regnare! Hij hoort koning te zijn! Ook al klinkt de echo van onze zwakheid in ons na, U weet dat wij schepselen zijn, en wat voor schepselen! Niet alleen onze voeten zijn van leem, maar ook ons hart en ons hoofd (zie Dan 2, 33), maar met uw genade zullen we ons voor U inzetten, enkel en alleen voor U.

Christus moet heersen, maar in de eerste plaats in onze ziel. Wat zouden we Hem antwoorden op de vraag: jij, hoe laat jij Mij in jou heersen? Ik zou Hem zeggen dat ik daarvoor een overvloed van zijn genade nodig heb, want alleen dan zal alles kunnen veranderen in een hosanna, een vreugdezang voor Christus, mijn koning: iedere hartslag, de lichtste ademhaling, een vluchtige blik, ieder doodgewoon woord, de eenvoudigste gewaarwording: alles.

Willen we dat Christus heerst, dan moeten we consequent zijn en Hem op de eerste plaats ons hart geven. Want wat wij zeggen over het koninkrijk van Christus zou anders niet meer dan gepraat zijn zonder christelijke inhoud, iets uiterlijks zonder geloof, een misleidend gebruik van de naam van God voor menselijke doeleinden.

Als Jezus in mijn en jouw ziel zou heersen op voorwaarde dat wij Hem een waardige verblijfplaats kunnen aanbieden, dan zouden we alle reden hebben om te wanhopen. Maar vrees niet, dochter van Sion, zie, uw koning komt, gezeten op een ezelsveulen (Joh 12, 15). Zie je? Jezus stelt zich tevreden met een arm dier als troon. Ik weet niet hoe jullie erover denken, maar ik vind het geen vernedering om me voor God als een arme ezel te voelen: Als een lastdier was ik tegenover U, maar altijd ben ik bij U, U pakt mijn rechterhand vast, (Ps 72, 23-24). Gij leidt mij bij de halster.

Je ziet nu nog maar weinig ezels, maar denk eens aan de eigenschappen van dat dier. Ik heb het niet over een oude, koppige, wrokkige ezel die zich met een verraderlijke trap kan wreken, maar over een jong ezeltje, met de oren gespannen als antennes, sober, hardwerkend, met een vastberaden, vrolijke tred. Er zijn honderden mooiere dieren, met meer vaardigheden en feller. Maar Christus heeft zijn blik op hem laten vallen om zich als koning voor te stellen aan het volk dat Hem toejuichte in Jeruzalem. Want Jezus kan niets beginnen met berekenende sluwheid, met de wreedheid van kille harten, met opzichtige maar lege schoonheid. Hij houdt van de blijdschap van een jong hart, van een eenvoudige tred, een stem zonder gemaaktheid, heldere ogen, oren die zijn liefdevolle woorden willen opvangen. Zo heerst Hij in de ziel.