Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Leergezag van de Kerk.

Een goede herder en een goede gids

Als de roeping er het eerst is en het licht van de ster voor ons uit gaat om ons op de weg van de Liefde te begeleiden, dan hebben we geen reden om te gaan twijfelen als we dat licht af en toe uit het oog verliezen. In ons geestelijk leven kan hetzelfde gebeuren als wat de drie koningen op hun reis overkwam: de ster verdwijnt. Dat gebeurt bijna altijd door onze eigen schuld. We hebben de goddelijke glans van onze roeping leren kennen, we zijn ervan overtuigd dat deze een definitief karakter heeft, maar misschien wordt het stof dat we bij het lopen doen opwaaien — het stof van onze ellende — een dichte wolk, waar het licht niet meer doorheen kan dringen.

Wat moeten wij dan doen? Het voorbeeld van die heilige mannen volgen en vragen stellen. Herodes gebruikte de wetenschap om onrecht te doen, de wijzen om goed te doen; maar de christenen hoeven niet met hun vragen naar Herodes of naar de wijzen van deze wereld te gaan. Christus heeft zijn Kerk de zekerheid van zijn leer en de genadestroom van de sacramenten gegeven. Hij heeft ook gezorgd voor mensen die ons kunnen oriënteren, die ons begeleiden en ons steeds aan de juiste weg herinneren. Wij beschikken over een oneindige schat aan wetenschap: het Woord van God dat door de Kerk veilig wordt bewaard, de genade van Christus die in de sacramenten wordt toegediend, het getuigenis en het voorbeeld van mensen in onze omgeving die een rechtschapen leven leiden en de weg van trouw aan God zijn ingeslagen.

Ik wil jullie graag een raad geven voor als je de helderheid van het licht ooit zou kwijtraken: neem altijd je toevlucht tot de goede herder. En wie is de goede herder? Wie door de deur binnengaat van trouw aan de leer van de Kerk; wie zich niet gedraagt als een huurling die, als hij de wolf ziet aankomen, de schapen in de steek laat en vlucht; en de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen (zie Joh 10, 1-21). Het woord van God heeft een diepe betekenis: als Christus met zoveel nadruk spreekt over schapen en herders, over stal en kudde — en het kan niemand ontgaan dat Hij met veel liefde spreekt — dan geeft dat duidelijk aan dat onze ziel goede leiding nodig heeft.

De heilige Augustinus schrijft: Waren er geen slechte herders, dan had Hij niet over goede gesproken. Wie is de huurling? Degene die de wolf ziet en vlucht. Degene die zijn eigen eer en niet de eer van Christus zoekt. Degene die de zondaars niet vrijmoedig op hun fouten durft te wijzen. De wolf pakt een schaap bij de keel, de duivel verleidt een gelovige tot echtbreuk. En jij zwijgt en wijst niet terecht. Je bent een huurling. Je hebt de wolf zien komen en bent gevlucht. Misschien zegt hij: Hier ben ik, ik ben niet gevlucht. Maar ik antwoord: Nee, je bent wél gevlucht, omdat je gezwegen hebt. En je hebt gezwegen, omdat je bang was [H. Augustinus, In Iohannis Evangelium tractatus, 46, 8 (PL 35, 1732)].

De heiligheid van de bruid van Christus is altijd — ook nu — gebleken uit de overvloed aan goede herders. Maar het christelijk geloof dat ons leert eenvoudig te zijn, maakt ons niet naïef. Er zijn huurlingen die zwijgen en huurlingen die spreken, maar hun woorden zijn niet de woorden van Christus. Als de Heer toelaat dat we, ook in kleine dingen, in het donker tasten en merken dat ons geloof niet sterk genoeg is, dan moeten we ons heil zoeken bij de goede herder. De goede herder komt door de deur naar binnen, dat is zijn recht, en hij geeft zijn leven voor de anderen, hij laat met woord en daad zien dat zijn hart vol liefde is. Hij is misschien ook een zondaar, maar hij vertrouwt altijd op de vergiffenis en de barmhartigheid van Christus.

Als je geweten onrustig is doordat je onzeker bent over een fout die je hebt gemaakt, ga dan het boetesacrament ontvangen, ook als je denkt dat het niet om iets ernstigs gaat. Ga naar een priester die zich echt om jou bekommert en die van jou een vast geloof, een zuiver voelend hart en christelijke standvastigheid verlangt. Wij hebben in de Kerk de grootst mogelijke vrijheid om te biechten bij welke priester dan ook, mits hij de vereiste kerkelijke bevoegdheid heeft. Maar een christen die leeft zoals het hoort, zal in alle vrijheid naar een priester gaan van wie hij weet dat hij een goede herder is die hem kan helpen naar omhoog te kijken en de ster van de Heer weer aan de hemel te zien.

De verantwoordelijkheid van de herders

In de Kerk van God heeft iedereen de plicht om met een steeds grotere trouw naar de leer van Christus te leven. Niemand is daarvan vrijgesteld. Als de herders niet persoonlijk zouden strijden om een zuiver aanvoelend geweten te krijgen en trouw te zijn aan het geloof en de moraal — die de geloofsschat en het gemeenschappelijk erfgoed vormen — dan zouden de profetische woorden van Ezechiël werkelijkheid worden: Mensenkind, gij moet een profetie laten horen tegen de herders van Israël, gij moet een profetie laten horen en aldus tot hen, de herders, spreken: zo spreekt God de Heer: Wee de herders van Israël, die alleen maar voor zichzelf zorgen! Moeten de herders niet voor de schapen zorgen? Gij drinkt hun melk, gij kleedt u in hun wol… Het verzwakte dier versterkt gij niet, het zieke geneest gij niet, het gewonde verbindt gij niet, het verdwaalde brengt gij niet terug en naar het verlorene gaat gij niet zoeken. Gij beheert de dieren met hardheid en geweld (Ez 34, 2-4).

Dat zijn harde verwijten, maar wat veel zwaarder weegt is hoezeer God beledigd wordt wanneer personen die de taak hebben over het geestelijk welzijn van de zielen te waken, deze slecht behandelen en hun het zuivere water van het doopsel onthouden dat de ziel weer gezond zou maken; hun de balsemende olie van het vormsel onthouden dat sterkt; van de rechtspraak die vergeeft; en van het voedsel dat eeuwig leven geeft.

Wanneer dat gebeurt? Zodra de oorlog voor de vrede wordt gestaakt. Wie niet strijdt, stelt zich bloot aan alle mogelijke soorten slavernij die het hart van vlees en bloed in boeien slaan: de slavernij van een uitsluitend menselijke kijk op de dingen, de slavernij van het hongerig streven naar macht en aanzien, de slavernij van de ijdelheid, de slavernij van het geld, de slavernij van de zinnelijkheid…

Mocht je ooit in aanraking komen met herders die deze naam niet verdienen — een beproeving die God kan toelaten — neem er dan geen aanstoot aan. Christus heeft zijn Kerk onfeilbare en permanente hulp beloofd, maar Hij heeft niet de garantie gegeven dat de mensen die tot de Kerk behoren trouw zullen zijn. Het zal hen niet ontbreken aan een overvloed van genade als zij het weinige doen dat God van hen vraagt: waakzaamheid en een volledige inzet om met de hulp van Gods genade de hindernissen op de weg naar de heiligheid uit de weg te ruimen. Als iemand niet strijdt kan hij in de ogen van God heel laag staan, hoe hoog wij hem ook mogen inschatten. Ik ken uw daden: gij hebt de naam dat gij leeft maar gij zijt dood. Word wakker, herstel wat u rest aan leven en dreigt te sterven. Geen van uw daden heb ik volwaardig bevonden voor het oog van mijn God. Denk aan het Woord dat gij ontvangen en gehoord hebt; bewaar het en kom tot inkeer (Apok 3, 1-3).

Met deze vermaningen richtte de apostel Johannes zich in de eerste eeuw tot degenen die de verantwoordelijkheid voor de Kerk van de stad Sardes hadden. Het is geen nieuw verschijnsel dat het verantwoordelijkheidsbesef bij enkele herders kan verdwijnen. Dat gebeurde al in de tijd van de apostelen, in de eeuw waarin onze Heer Jezus Christus op aarde leefde. Niemand kan zich veilig wanen zodra hij de strijd tegen zichzelf stopt. Niemand kan zich op eigen krachten redden. Iedereen in de Kerk is op de concrete middelen aangewezen die ons sterken: de nederigheid die ons toegankelijk maakt voor hulp en goede raad; verstervingen die ons hart op orde brengen zodat Christus er kan heersen; de studie van de altijd geldende leer, waardoor we het geloof kunnen bewaren en verspreiden.

Christus bekendmaken

Alle gebeurtenissen in het leven — in ons persoonlijk leven en in zekere zin ook alles wat zich op de beslissende momenten van de geschiedenis afspeelt — beschouw ik als een oproep van God om de waarheid onder ogen te zien. Voor de christenen zijn het ook gelegenheden om met de hulp van de genade, door woorden en werken de Geest te verkondigen tot wie wij behoren (zie Lc 9, 55).

Alle generaties christenen moeten de tijd waarin zij leven verlossen en heiligen, en daarom de zorgen van hun medemensen begrijpen en delen, om hen met de gave van talen te laten zien hoe ze kunnen beantwoorden aan de werking van de heilige Geest en aan de overvloedige rijkdom van het goddelijk Hart. Wij christenen hebben de taak om de oude en altijd nieuwe boodschap van het evangelie te verkondigen aan de wereld waarin wij leven.

Het is niet waar dat de mensen van onze tijd — de mensen in het algemeen of zelfs massaal — ontoegankelijk of onverschillig zouden zijn voor alles wat het christelijk geloof leert over de bestemming en het wezen van de mens. Het is niet waar dat de mensen van onze tijd alleen aan dingen van de wereld denken en de hemel vergeten. Hoewel het niet ontbreekt aan ideologieën die zich in zichzelf opsluiten en aan mensen die deze steunen, kent ook onze tijd karakterloosheid en grote idealen, lafheid en heldhaftigheid, desillusies en grote aspiraties. Er zijn mensen die dromen van een nieuwe wereld die rechtvaardiger en menselijker is, terwijl anderen, die misschien teleurgesteld zijn door het vastlopen van hun eerdere idealen, hun toevlucht zoeken in een egoïstische rust of blijven vasthouden aan de dwaling.

Aan al deze mannen en vrouwen, waar ze ook zijn, en of we ze nu in een overwinningsroes of verslagen aantreffen, moeten we de plechtige en duidelijke woorden van de apostel Petrus in de dagen na Pinksteren bekendmaken: Jezus is de hoeksteen, de Verlosser, Hij is alles in ons leven, want buiten Hem is er geen andere Naam onder de hemel aan de mensen gegeven, waarin wij gered moeten worden (Hand 4, 12).