Lijst van punten

Er zijn 6 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Barmhartigheid.

De barmhartigheid van God

Vandaag begint de Advent. Het is goed dat we hebben stilgestaan bij de hinderlagen van de vijanden van de ziel: de ongeordende zinnelijkheid, de oppervlakkigheid, de dwaasheid van het verstand dat zich tegen de Heer verzet, de hoogmoedige trots die zowel de liefde voor God als voor de schepselen steriel maakt. Deze houdingen vormen een duidelijke hindernis en ze hebben een buitengewoon verstorende invloed. De liturgie laat ons daarom smeken om de goddelijke barmhartigheid, zoals we in het openingsgebed hebben gedaan: mijn God, tot U richt ik mijn geest; op U vertrouw ik, beschaam mij niet. Laat niemand die tegen mij is de spot met mij drijven, want al wie naar U uitziet, zal niet worden teleurgesteld (Ps 24, 1-2). En in het gebed over de gaven zullen we opnieuw zeggen: al wie naar U uitziet, zal niet worden teleurgesteld!

Nu het ogenblik van onze redding nadert, is het troostend uit de mond van de heilige Paulus te horen dat de goedheid en mensenliefde van God onze Heiland op aarde is verschenen, en Hij ons gered heeft, niet omdat wij iets goeds gedaan zouden hebben, maar alleen omdat Hij barmhartig is (Tit 3, 4-5).

Als je de heilige Schrift leest zul je voortdurend de barmhartigheid van God ontdekken: zij vult de aarde (Ps 32, 5), zij strekt zich uit over al haar kinderen, super omnem carnem, (Sir 18, 12) ze is om ons heen (Ps 31, 10), zij gaat voor ons uit (Ps 58, 11), ze vermenigvuldigt zich (Ps 33, 8) om ons te helpen en wordt steeds weer bevestigd (Ps 116, 2). God die voor ons zorgt als een liefhebbende vader, ziet in barmhartigheid op ons neer (Ps 24, 7). Het is een milde barmhartigheid (Ps 108, 21), aangenaam als eenregenwolk in een tijd van droogte (Sir 35, 26).

Jezus vat de lange geschiedenis van de goddelijke barmhartigheid samen met de woorden: zalig de barmhartigen, want ze zullen barmhartigheid ondervinden (Mt 5, 7). En bij een andere gelegenheid: Wees barmhartig, zoals uw hemelse Vader barmhartig is (Lc 6, 36). Veel andere taferelen van het evangelie zullen ook een diepe indruk op ons hebben gemaakt, zoals Jezus” barmhartigheid voor de overspelige vrouw, de parabel van de verloren zoon, die van het verloren schaap, die van de schuldenaar die kwijtschelding krijgt, de opwekking van de zoon van de weduwe van Naïn. (zie Joh 8, 1-11; Lc 15, 11-32; Lc 15, 1-7; Mt 18, 21-35; Lc 7, 11-17). We hebben veel redenen om de verklaring voor dit grote wonder in de rechtvaardigheid te zoeken. De enige zoon van die arme weduwe is overleden, hij is degene die zin gaf aan haar leven en die haar op haar oude dag zou kunnen helpen! Maar Jezus doet het wonder niet uit rechtvaardigheid, Hij doet het uit medelijden, omdat Hij geraakt wordt door het menselijk leed.

We kunnen ons heel veilig voelen bij de barmhartigheid van de Heer! Hij zal Mij roepen en Ik zal hem horen, want Ik ben barmhartig (Ex 22, 27). Dat is een uitnodiging, een belofte die Hij zal nakomen. Laten we daarom vrijmoedig naderen tot de troon van Gods genade, om barmhartigheid en genade te verkrijgen en tijdige hulp (Hebr 4, 16). Omdat de barmhartigheid van God ons beschermt zullen de vijanden van onze heiliging niets kunnen doen. En als wij door onze eigen schuld en zwakheid mochten vallen, dan zal de Heer ons redden en ons weer overeind helpen. Je had geleerd je plichten niet te verwaarlozen, te vluchten voor aanmatiging, te groeien in vroomheid, om geen gevangene te zijn van wereldse zaken en het eeuwige te verkiezen boven het tijdelijke. Maar omdat de menselijke zwakte je belet om vastberaden voort te gaan in een onbetrouwbare wereld, heeft de goede geneesheer je middelen voorgeschreven om niet te verdwalen en heeft de barmhartige rechter jou de hoop op vergiffenis niet geweigerd [H. Ambrosius, Expositio Evangelii secundum Lucam, 7 (PL 15, 1540)].

Vandaag en gisteren

De liturgie van Palmzondag legt de christenen dit gezang in de mond: Gij, poorten, gaat open:verheft u, gij oude poorten, opdat de Koning der heerlijkheid kan binnentrekken (Antifoon bij de uitdeling van de palmtakken). Wie zich in de burcht van zijn egoïsme verschanst zal het slagveld niet opzoeken. Maar als hij de poorten van het fort opent en de Koning van de vrede binnenlaat, zal hij samen met Hem naar buiten gaan om te vechten tegen alle ellende waardoor de blik verduisterd en het geweten afgestompt wordt.

Open de oude poorten. Deze oproep voor de strijd is niet nieuw in het christendom. Het is een eeuwige waarheid. Zonder strijd wordt er geen overwinning behaald, en zonder overwinning komt er geen vrede. Zonder vrede is menselijke vreugde slechts schijn en bedrog. Ze blijft onvruchtbaar, ze wordt niet vertaald in hulp aan de mensen of in werken van naastenliefde en rechtvaardigheid, van vergiffenis en barmhartigheid, of in het dienen van God.

Het lijkt wel dat velen binnen en buiten de Kerk, van hoog tot laag, de strijd hebben opgegeven — de strijd tegen hun eigen mankementen — en dat ze zich in volle wapenrusting aan een slavernij hebben overgeleverd die de ziel verlaagt. Dit is een dreigend gevaar dat altijd aanwezig zal zijn in het leven van de christen.

Het is daarom nodig voortdurend aan de allerheiligste Drie-eenheid te vragen zich over iedereen te ontfermen. Ik schrik bij de gedachte aan de gerechtigheid van God als ik over deze dingen spreek. Maar dan doe ik een beroep op zijn barmhartigheid, op zijn medelijden, en hoop ik dat Hij niet naar onze zonden kijkt, maar naar de verdiensten van Christus en van zijn heilige Moeder, die ook onze Moeder is, en naar die van de heilige aartsvader Jozef, die een vader voor Hem was, en naar die van de heiligen.

We lezen in de Mis van dit feest dat de christen er zeker van kan zijn dat God hem, als hij maar wil strijden, bij de hand neemt. Het is Jezus, de Vredevorst die Jeruzalem binnengaat op een arm ezeltje, die zegt: Het Rijk der hemelen breekt zich met geweld baan, en geweldenaars maken het buit (Mt 11, 12). Dit geweld uit zich niet in gewelddadigheid tegen anderen, maar het is de kracht om onze eigen zwakheden en ellende te bestrijden, de moed om onze trouweloosheid niet te verbloemen, de morele kracht om voor het geloof uit te komen, ook in een vijandige omgeving.

Ook vandaag wordt van een christen verwacht dat hij heldhaftig is; als het moet in grote gevechten, maar normaal gesproken in de kleine schermutselingen van elke dag. Als we uit liefde op deze schijnbaar onbeduidende wijze blijven strijden, dan zal de Heer zijn kinderen altijd als een liefdevolle herder behulpzaam zijn: Ik zal zelf mijn schapen weiden en ze een rustplaats wijzen. De verdwaalde schapen ga Ik zoeken, de verstrooide schapen bijeenbrengen, de gewonde dieren verbinden, het zwakke weer krachtig maken… Mijn volk zal wonen op zijn eigen grond en erkennen dat Ik Jahwe ben, als Ik het hout van zijn juk breek en het bevrijd uit de macht van zijn verdrukkers (Ez 34, 15-16; 27).

De vreugde van Witte Donderdag

De voortdurende lofprijzing van de heilige hostie door de christenen van alle tijden is nu zo gemakkelijk te begrijpen! Loof, mijn tong, het glorierijke Lichaam en het kostbaar Bloed van de Koning aller volken, geboren uit een vruchtbare Moeder, dat voor onze schuld voldoet (Hymne Pange, lingua). Wij willen deze verborgen God eerbiedig aanbidden (zie Adoro te devote, Hymne van de heilige Thomas de Aquino). Het is Jezus Christus die uit de Maagd Maria is geboren; die heeft geleden en op het kruis werd geofferd; uit wiens doorboorde zijde bloed en water vloeiden (zie hymne Ave verum).

Dit is het heilig gastmaal waarbij we Christus zelf ontvangen. De herinnering aan zijn lijden wordt hernieuwd, de ziel kan bij Hem verkeren in de intimiteit van haar God en heeft een onderpand van haar toekomstige glorie (zie hymne O sacrum convivium). Zo vat de Kerk in een paar strofen de hoogtepunten samen van deze geschiedenis van Gods vurige liefde voor ons.

De God van ons geloof is geen ver wezen dat onverschillig neerkijkt op het lot van de mensen, op hun verlangens, hun strijd, hun zorgen en angsten. Hij is een Vader die in zijn liefde voor zijn kinderen zo ver gaat dat hij het Woord, de tweede Persoon van de allerheiligste Drie-eenheid, naar ons stuurt om hier, mens geworden, voor ons te sterven en ons te verlossen. Het is dezelfde liefhebbende Vader die ons vandaag zachtjes naar Christus trekt door de werking van de heilige Geest die in ons hart woont.

De vreugde van Witte Donderdag vloeit dus voort uit ons besef dat de Schepper overloopt van liefde voor zijn schepselen. En alsof alle bewijzen van zijn barmhartigheid nog niet genoeg waren, heeft onze Heer Jezus Christus de Eucharistie ingesteld, zodat we Hem altijd dicht bij ons kunnen hebben. En ook — voor zover we dat kunnen begrijpen — omdat Hij zo door zijn liefde wordt gedreven dat Hij, hoewel Hij niets nodig heeft, ons niet wil missen. De Drie-eenheid heeft een passie voor de mens die Hij tot de orde van de genade verheven heeft en die naar zijn beeld en gelijkenis (Gen 1, 26) is gemaakt. Hij heeft de mens verlost van de zonde — van de zonde van Adam die op zijn hele nageslacht is overgedragen, en van de persoonlijke zonden van iedereen — en Hij verlangt er vurig naar in onze ziel te wonen. Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden; mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen (Joh 14, 23).

Op de bedevaart naar de kapel van Sonsoles waar ik het eerder over had, kwamen we langs een paar korenvelden. Ze stonden klaar voor de oogst, schitterend in de zon, golvend in de wind. Toen kwam een tekst uit het evangelie bij me op, woorden van Jezus tot het groepje leerlingen: Zegt gij niet: Nog vier maanden en dan komt de oogst? Welnu, Ik zeg u: Slaat uw ogen op en kijkt naar de velden; ze staan wit, rijp voor de oogst (Joh 4, 35). Ik dacht er weer aan dat de Heer deze ijver, dit vuur dat ook in zijn hart brandde, ook in ons hart wil leggen. En ik ging even van de weg af om een paar aren te plukken om als aandenken mee te nemen.

We moeten onze ogen openen en om ons heen kijken als we de oproep willen opmerken die God tot ons richt via de mensen met wie wij in contact zijn. Zij mogen ons niet onverschillig laten, we kunnen ons niet opsluiten in ons eigen kleine wereldje, want zo heeft Jezus niet geleefd. Hetet Het evangelie spreekt dikwijls over zijn barmhartigheid, over zijn vermogen te delen in het verdriet en in de noden van zijn medemensen: Hij heeft medelijden met de weduwe van Naïn (zie Lc 7, 11-17), huilt om de dood van Lazarus (zie Joh 11, 35), bekommert zich om de menigte die Hem volgt en niets te eten heeft (zie Mt 15, 32). Hij heeft vooral medelijden met de zondaars, met de mensen die door het leven gaan zonder het licht en de waarheid te kennen. Toen Jezus aan land ging zag Hij dan ook een grote menigte. Hij gevoelde medelijden met hen, want zij waren als schapen zonder herder; en Hij begon hen uitvoerig te onderrichten (Mc 6, 34).

Als wij echt kinderen van Maria zijn begrijpen we die houding van Jezus en ons hart zal groter worden en vol medeleven. Het lijden, de ellende, de dwalingen, de eenzaamheid, de angst en het verdriet van onze medemensen, onze broeders en zusters, zal ons pijn doen. En we voelen dat we ze dringend moeten bijstaan in hun noden en met hen over God moeten spreken, zodat zij als kinderen met Hem kunnen omgaan en de moederlijke attenties van Maria leren kennen.

De liefde van Christus naar anderen brengen

God zegt niet: in plaats van een hart geef Ik je een wil als die van een zuivere geest. Nee, Hij geeft ons een hart, een hart van vlees, zoals dat van Christus. Ik heb niet een hart om God lief te hebben en een ander om de mensen lief te hebben. Met hetzelfde hart waarmee ik van mijn ouders heb gehouden en waarmee ik van mijn vrienden houd, met datzelfde hart houd ik van Christus, van God de Vader, van de heilige Geest en van de Maagd Maria. We kunnen er niet vaak genoeg bij stilstaan dat wij heel menselijk moeten zijn, anders kunnen we niet goddelijk zijn.

Als onze menselijke liefde, onze liefde hier op aarde, echt is dan helpt dat ons iets van de goddelijke liefde te proeven en enig idee te hebben van de liefde waarmee we van God zullen genieten en die er in de hemel onder ons zal heersen, wanneer Onze Lieve Heer alles in allen (I Kor 15, 28) zal zijn. En als we eenmaal beginnen te begrijpen wat de goddelijke liefde is, zal dat een stimulans voor ons zijn om meer begrip te hebben, edelmoediger te zijn, en ons meer te geven.

We moeten geven wat we hebben ontvangen, anderen leren wat we zelf hebben geleerd, anderen zonder hoogmoed en in alle eenvoud laten delen in de kennis van de liefde van Christus. Van jullie werk, van jullie beroep, kunnen en moeten jullie een dienst maken. Werk dat goed gedaan wordt, waar vooruitgang in zit en dat ook bijdraagt aan de vooruitgang, dat gebruik maakt van de ontwikkelingen in de cultuur en de techniek, heeft een belangrijke functie en komt de hele mensheid ten goede, mits we het doen uit edelmoedigheid en niet uit egoïsme, uit liefde voor allen en niet in ons eigen voordeel. Kortom: als we het doen vanuit de christelijke levensvisie.

Als je zo werkt kun je in je contacten de liefde van Christus tastbaar maken door vriendschap, begrip, vrede en menselijke warmte. Net zoals Christus weldoende rondgingHand 10, 38) over alle wegen van Palestina, moeten ook jullie over alle menselijke wegen gaan en — in het gezin, in de maatschappij, in je beroep, in de cultuur en in je vrije tijd — overvloedig vrede zaaien. Dat zal het beste bewijs zijn dat het Rijk van God in je hart is. Wij zijn overgegaan van de dood naar het leven, schrijft de heilige apostel Johannes, omdat wij onze broeders liefhebben (1 Joh 3, 14).

Maar iemand kan alleen met deze liefde in het leven staan als hij in de school van het hart van Jezus wordt gevormd. Alleen als wij naar het hart van Jezus kijken en erover mediteren, zal het lukken om ons eigen hart te bevrijden van haat en onverschilligheid. Alleen dan kunnen we christelijk reageren op het lijden van anderen, op hun verdriet.

Denk aan de scène die de heilige Lucas ons vertelt, toen Jezus in de omgeving van de stad Naïn kwam (zie Lc 7, 11-17). Hij ziet het verdriet van de mensen die Hij daar tegenkomt. Hij had hen voorbij kunnen gaan of kunnen afwachten of ze Hem een verzoek zouden doen. Maar Hij loopt niet door en neemt ook geen afwachtende houding aan. Hij neemt het initiatief, bewogen door het verdriet van een weduwe die het enige wat ze nog had, verloren had: haar zoon.

De evangelist vertelt dat Jezus medelijden kreeg. Misschien was zijn ontroering ook zichtbaar, zoals bij de dood van Lazarus. Hij was en is niet ongevoelig voor het lijden uit liefde, en Hij vindt het erg dat ouders van hun kinderen gescheiden worden. Hij overwint de dood om leven te geven, zodat degenen die van elkaar houden bij elkaar kunnen zijn. Maar Hij eist in de eerste plaats en tegelijkertijd dat de liefde voor God, die vorm moet geven aan een echt christelijk leven, voorrang krijgt.

Christus weet dat er een grote menigte om Hem heen staat en dat die stomverbaasd door het wonder overal zal rondvertellen wat er gebeurd is. Maar Hij maakt geen ophef over wat hij gaat doen. Hij is buitengewoon getroffen door het leed van deze vrouw en wil niet anders dan haar troosten. Hij gaat naar haar toe en zegt: Huil maar niet (Lc 7, 13). Alsof Hij haar wil zei: Ik wil je niet in tranen zien, want Ik ben vreugde en vrede op aarde komen brengen. En dan gebeurt het wonder, de manifestatie van de macht van Jezus, die God is. Maar voordat Hij dit deed was Hij in zijn ziel geraakt, wat een duidelijk teken is van de zachtmoedigheid van het Hart van de mens Jezus Christus.

Er zijn veel mensen die volharden in onrechtvaardig gedrag? Ja, maar de Heer dringt aan: Vraag, dan geef Ik u de volkeren tot erfdeel, en de grenzen der aarde tot uw bezit. Gij zult ze besturen met ijzeren scepter en stuk slaan als een aarden pot (Ps 2, 8-9). Dat zijn harde woorden en ze komen van God: dit kunnen we niet verdoezelen. Niet voor niets is Christus de Verlosser van de wereld en heerst Hij aan de rechterhand van de Vader. Het is de verschrikkelijke aankondiging van wat iedereen te wachten staat wanneer het leven voorbij is, want het gaat voorbij; en wat allen te wachten staat wanneer de geschiedenis is afgelopen en het hart verhardt in het kwaad en in de wanhoop.

Toch geeft God, die altijd kan overwinnen, er de voorkeur aan te overtuigen: Vorsten, bedenkt u wel. Weest gewaarschuwd, wereldregeerders! Dient de Heer in vreze en juicht Hem toe met ontzag. Als Hij in toorn zou ontsteken, want zijn gramschap kan plotseling opkomen, zoudt ge omkomen (Ps 2, 10-13). Christus is de Heer, de koning. Wij dan verkondigen u de blijde boodschap, dat God de beloften aan de vaderen gedaan, voor ons, hun kinderen, vervuld heeft door Jezus te doen verrijzen, zoals ook geschreven staat in de tweede psalm: Gij zijt mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt…

Weet dan, mannen broeders, dat aan u wordt verkondigd dat ge door Hem vergiffenis van zonden kunt verkrijgen. De volledige rechtvaardiging die ge in de Wet van Mozes niet hebt kunnen vinden, zal ieder die gelooft verwerven in Hem. Zorgt er dus voor dat op u niet van toepassing wordt wat in de profeten is gezegd: Ziet toe, hooghartigen, weest verbaasd en gaat te gronde, want in die dagen verricht Ik een werk, dat gij niet zoudt geloven als iemand het u vertelde (Hand 13, 32-33; 38-41).

Dat is het werk van de verlossing, het koninkrijk van Christus in de zielen, de manifestatie van de barmhartigheid van God. Gelukkig wie tot Hem hun toevlucht nemen! (Ps 2, 13). Wij christenen hebben het recht om het koningschap van Christus te verheerlijken, want hoewel het onrecht welig tiert en velen dit koninkrijk van liefde niet willen, wordt het werk van de eeuwige verlossing geleidelijk ingeweven in de menselijke geschiedenis, die het toneel is van het kwaad.