Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Tegenwoordigheid van God.

Het antwoord van de mens

Het leven van de christen speelt zich af in dit klimaat van de goddelijke barmhartigheid en in deze context doet hij zijn best om zich als een kind van zijn Vader te gedragen. Welke zijn nu de belangrijkste middelen om diepgang te geven aan de roeping? Ik zal je er vandaag twee noemen die als het ware de levende assen zijn waar ons christelijk gedrag om draait: geestelijk leven en leerstellige vorming, een grondige kennis van ons geloof.

Op de eerste plaats het geestelijk leven. Er zijn weinig mensen die begrijpen wat dat is! Ze denken daarbij al gauw aan de duisternis van een tempel, of zelfs aan de bedompte sfeer van sommige sacristieën. Al meer dan een kwart eeuw zeg ik dat het niet zo is. Ik heb het over het geestelijk leven van gewone christenen, die frisse lucht inademen in een open wereld en die Jezus voor ogen hebben op straat, op hun werk, in hun gezin en in hun vrije tijd. Dat is toch een leven van voortdurend gebed? Voel je de behoefte niet om een mens van gebed te zijn waardoor het contact met God jou kan vergoddelijken? Dat is het christelijk geloof en zo hebben mensen van gebed het altijd begrepen. Een mens wordt God, schrijft Clemens van Alexandrië, omdat hij bemint wat God bemint [Paedagogus, 3, 1, 1, 5 (PG 8, 556)].

In het begin zal het moeite kosten. Je zult je moeten inspannen om je tot de Heer te richten en Hem te bedanken voor zijn vaderlijke en concrete goedheid. Maar geleidelijk wordt de liefde van God tastbaar — hoewel het niet om gevoelens moet gaan — en is zij een aanmoediging voor de ziel. Het is Christus die ons vol liefde achtervolgt: Zie, ik sta aan de deur en klop (Apok 3, 20). Hoe staat het met jouw gebedsleven? Voel je in de loop van de dag het verlangen om rustig met Hem te spreken? Zeg je Hem dan niet: straks zal ik U dit of dat vertellen, straks ga ik er met U over praten?

In de tijd die wij voor het gesprek met onze Heer reserveren spreekt het hart zich uit, wordt onze wil gesterkt en ziet ons verstand met de hulp van de genade ons leven in een bovennatuurlijk licht. De vruchten daarvan zijn duidelijke, praktische voornemens om je te beteren, om attent te zijn en iedereen met liefde te behandelen, om je met het vuur van een goede sporter volledig in te zetten voor deze christelijke strijd van liefde en vrede.

Het gebed zal constant worden als het kloppen van het hart, als de polsslag. Zonder deze aanwezigheid van God is er geen sprake van contemplatief leven. En zonder contemplatief leven is onze inzet voor Christus weinig waard, want het zwoegen van de bouwlieden is tevergeefs als God het huis niet ondersteunt (zie Ps 126, 1).

Het zout van de versterving

Om heilig te worden heeft de gewone christen geen habijt of ander uiterlijk teken nodig. Hij is geen kloosterling en hij trekt zich niet uit de wereld terug, omdat de wereld de plaats is waar hij Christus ontmoet. Hij onderscheidt zich door het innerlijke: door het voortdurend aanwezig hebben van God en door de geest van versterving. In feite gaat dit samen, want versterving is niets anders dan het gebed van de zintuigen.

De christelijke roeping is een roeping tot offer, tot boete en verzoening. We moeten eerherstel brengen voor onze eigen zonden — hoe vaak hebben we onze blik niet afgewend om God niet te hoeven zien! — en voor die van alle mensen. We moeten Christus van dichtbij volgen: altijd dragen wij het sterven van Jezus in ons lichaam mee, zijn zelfverloochening, zijn lijden aan het kruis, want ook het leven van Jezus moet in ons lichaam openbaar worden (2 Kor 4, 10). Onze weg is die van het offer, en in deze zelfverloochening zullen wij gaudium cum pace, vreugde en vrede vinden.

We kijken niet met een trieste blik naar de wereld. Sommige schrijvers van heiligenlevens hebben, misschien onbedoeld, de catechese een slechte dienst bewezen. Ze wilden hoe dan ook buitengewone dingen in het leven van Gods dienaren vinden, te beginnen met het huilen van de pasgeboren baby. Ze vertellen dat sommige heiligen als klein kind niet huilden en dat ze op vrijdag uit versterving geen moedermelk dronken… Jij en ik zijn gewoon huilend ter wereld gekomen en wij dronken aan de borst van onze moeder, zonder ons zorgen te maken over vasten- en onthoudingsdagen…

Maar met de hulp van God hebben wij geleerd om in de opeenvolging van schijnbaar eentonige dagen een tijd van echte boetedoening, spatium verae penitentiam, te ontdekken, en ons op zulke momenten voor te nemen om emendatio vitae, ons leven te beteren. Dat is de manier om onze ziel open te stellen voor de genade en de ingevingen van de heilige Geest. Met die genade, herhaal ik, komen gaudium cum pace, vreugde, vrede en volharding op onze weg (Gaudium cum pace, emendationem vitae, spatium verae poenitentiae, gratiam et consolationem Sancti Spiritus, perseverantiam in bonis operibus, tribuat nobis omnipotens et misericors Dominus. Amen (Breviarium Romanum, voorbereidingsgebed voor de heilige Mis).

De versterving is het zout van ons leven. En de beste versterving is in de loop van de dag te strijden in kleine dingen: tegen de begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen en tegen de hoogmoed. Verstervingen die geen versterving voor anderen zijn, die ons helpen om meer attenties te hebben, meer begrip en een grotere openheid voor iedereen. Je hebt geen geest van versterving als je lichtgeraakt bent, als je alleen maar met je egoïsme bezig bent, als je dominant bent, als je geen afstand kunt doen van het overbodige en soms zelfs van het noodzakelijke, en als je humeurig wordt wanneer de dingen niet lopen zoals je had gedacht. Maar je hebt wel geest van versterving als je jezelf alles voor allen kunt maken, om er zoveel mogelijk te winnen (1 Kor 9, 22).

Ik begrijp niet hoe iemand een christelijk leven kan leiden zonder behoefte te hebben aan een voortdurende vriendschap met Jezus in het Woord en in het Brood, in het gebed en in de Eucharistie. Ik begrijp echter heel goed dat de eucharistische vroomheid onder de generaties die elkaar in de loop van de eeuwen zijn opgevolgd concrete vormen heeft aangenomen. Soms door massale tochten waarbij het geloof openlijk werd beleden, soms op een stille en onopvallende wijze in de gewijde vrede van een kerk of in de intimiteit van het hart.

Boven alles moeten wij van de heilige Mis houden en die centraal stellen in onze dag. Zullen we, als we de Mis goed bijwonen, de rest van de dag niet met onze gedachten bij de Heer zijn, met de vurige wens bij Hem te blijven, te werken zoals Hij werkte en lief te hebben zoals Hij liefhad? Zo leren we Hem ook voor een andere attentie te bedanken: dat Hij zijn aanwezigheid niet heeft willen beperken tot het moment van het misoffer, maar besloten heeft in de heilige hostie te blijven die in het tabernakel wordt bewaard.

Ik wil jullie zeggen dat het tabernakel voor mij altijd als Betanië is geweest, het rustige en vredige oord waar Christus verblijft en waar we eenvoudig en ongedwongen onze zorgen, ons leed, onze aspiraties en onze vreugde aan Hem kunnen toevertrouwen, zoals zijn vrienden Marta, Maria en Lazarus deden. Daarom ben ik blij als ik het silhouet van een kerk ontdek als ik door de straten van een stad of dorp loop, al is het maar in de verte: daar is nog een tabernakel, weer een gelegenheid om de ziel te laten uitvliegen in het verlangen even bij Onze Lieve Heer in het heilig sacrament te zijn.

Verwijzingen naar de H. Schrift