Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Wijsheid.

Wanneer de heilige Matteüs deze gebeurtenissen in zijn evangelie vertelt, benadrukt hij hoe Jozef de aanwijzingen van God zonder aarzelen opvolgt, ook als de betekenis ervan hem soms duister is, of het verband met de overige plannen van God voor hem verborgen blijft.

De kerkvaders en de geestelijke schrijvers hebben vaak op zijn sterk geloof gewezen. Johannes Chrysostomus zegt over de reactie van Jozef, wanneer de engel hem de opdracht geeft om voor Herodes naar Egypte te vluchten: (zie Mt 2, 13). Toen Jozef dat hoorde, nam hij er geen aanstoot aan en zei ook niet: dat is vreemd. Kort geleden gaf u mij te verstaan dat Hij zijn volk zou redden en nu is Hij niet eens in staat om zichzelf te redden en moeten we vluchten, een reis ondernemen en lange tijd wegblijven. Dat gaat tegen uw belofte. Zo redeneert Jozef niet want hij is trouw. Ook stelt hij geen vragen over de tijd van terugkeer, hoewel de engel dat in het ongewisse had gelaten, want hij had gezegd: Blijf daar – in Egypte – tot ik het u zeg. Toch maakt hij geen moeilijkheden, hij gehoorzaamt, hij gelooft en verdraagt blijmoedig alle beproevingen [In Matthaeum homiliae, 8, 3 (PG 57, 85)].

Het geloof van Jozef wankelt niet, hij gehoorzaamt onmiddellijk, zonder ook maar één moment te aarzelen. We kunnen deze les beter begrijpen als we bedenken dat zijn geloof actief is, en dat zijn volgzaamheid niet betekent dat hij zich door de gebeurtenissen laat leiden. Want niets is zo in strijd met het christelijk geloof als conformisme, apathie of gebrek aan geestkracht.

Jozef liet zijn leven zonder enig voorbehoud in de handen van God, maar hij dacht na over wat er gebeurde. Zo heeft hij van de Heer het vermogen gekregen de werken van God te begrijpen, de ware wijsheid. Hij leerde op die manier, stap voor stap, dat de bovennatuurlijke plannen een goddelijke samenhang hebben, en dat ze soms tegen de menselijke plannen ingaan.

De patriarch verzuimt niet om bij de verschillende omstandigheden na te denken en met verantwoordelijkheid te handelen. Integendeel, hij stelt zijn ervaring in dienst van het geloof. Toen hij uit Egypte terugkwam en hoorde dat Archelaos in plaats van zijn vader Herodes in Judea heerste, vreesde hij daarheen te gaan (Mt 2, 22). Hij had geleerd binnen het kader van de goddelijke plannen te handelen. Als een bevestiging dat God inderdaad dát wil wat hij al vermoedde, krijgt hij de aanwijzing om zich in Galilea terug te trekken.

Zo was het geloof van de heilige Jozef: zonder voorbehoud, vol vertrouwen, met een actieve overgave aan de wil van God, in een bewust beleefde gehoorzaamheid. En met het geloof komt de naastenliefde, de liefde. Zijn geloof is versmolten met de liefde, met de liefde voor God die de beloften aan Abraham, Jacob en Mozes in vervulling kwam brengen; met zijn liefde als echtgenoot van Maria, en met zijn vaderliefde voor Jezus. Hij gelooft en bemint en heeft vertrouwen in de grote zending die God in de wereld begon, de verlossing van de mensen, waarbij Hij zich ook van hem, Jozef, een timmerman uit Galilea, wilde bedienen.

Onder de gaven van de heilige Geest is er één die wij, christenen, naar mijn mening in het bijzonder nodig hebben: de gave van wijsheid waardoor we God kennen en smaken en in staat zijn de situaties en de gebeurtenissen in ons leven naar waarheid te beoordelen. Als wij consequent zouden zijn in ons geloof, dan zou een blik op de geschiedenis en op de wereld om ons heen zonder twijfel de gevoelens in ons oproepen waardoor Christus bezield werd: Bij het zien van die menigte mensen werd Hij door medelijden bewogen, omdat ze afgetobd neerlagen als schapen zonder herder (Mt 9, 36).

De christen ziet al het goede dat er in de mensheid is, hij hecht waarde aan oprechte blijdschap, hij houdt zich niet afzijdig van aardse aspiraties en idealen. Integendeel, dit alles leeft in het diepst van zijn ziel, hij deelt erin en beleeft het met een bijzonder invoelingsvermogen, want niemand kent de diepere dimensie van de menselijke ziel beter dan hij.

Het christelijk geloof maakt ons niet kleingeestig, het beknot de edele drijfveren van de geest niet, integendeel, het maakt ze juist sterker doordat het geloof er de ware en authentieke zin van onthult: wij zijn niet bestemd voor een of ander willekeurig geluk; we zijn geroepen om in het leven van God binnen te treden, om God de Vader, God de Zoon en God de heilige Geest te kennen en lief te hebben en, in de Drie-eenheid van God, alle engelen en alle mensen.

Hier ligt de verbazingwekkende durf van het christelijk geloof: de verkondiging van de waarde en de waardigheid van de menselijke natuur en de bevestiging dat wij zijn geschapen om, door de genade die ons verheft tot de bovennatuurlijke orde, de waardigheid van kinderen van God te bereiken. Dit zou echt een ongelooflijk waagstuk zijn als het niet zou zijn gebaseerd op het heilsplan van God de Vader, bezegeld met het Bloed van Christus en bekrachtigd en mogelijk gemaakt door de voortdurende werking van de heilige Geest.

Wij moeten uit het geloof leven en in het geloof groeien totdat op ieder van ons, op iedere christen, de woorden van een van de grote kerkleraren van het oosten van toepassing zijn: Zoals doorzichtige en heldere lichamen stralen en glanzen als ze de stralen van het licht ontvangen, zo worden de zielen die door de heilige Geest worden geleid en verlicht ook zelf vergeestelijkt, en zo kunnen ze het licht van de genade naar anderen brengen. Van de heilige Geest komt de kennis van de komende dingen, het begrip van de mysteries, inzicht in verborgen waarheden, de uitdeling van gaven, het burgerschap van de hemel, het gesprek met de engelen. Van Hem stamt de nooit eindigende vreugde, de volharding in God, de gelijkvormigheid met God en — dat is het meest verhevene wat men denken kan — de vergoddelijking [H. Basilius, De Spiritu Sancto, 9, 23 (PG 32, 110)].

Het besef van de grootheid van de menselijke waardigheid — die onuitsprekelijk is omdat wij door de werking van de genade kinderen van God zijn geworden — vormt in de christen één geheel met de nederigheid. We worden immers niet door onze eigen kracht gered en krijgen niet door onze eigen kracht het leven, maar door de goddelijke genade. Deze waarheid mogen we nooit vergeten, want anders zou onze vergoddelijking ontaarden in aanmatiging, in hoogmoed en dit zou vroeg of laat, bij de ervaring van onze zwakheid en ellende, op een geestelijke instorting kunnen uitlopen.

Zou ik durven zeggen: ik ben heilig? vroeg de heilige Augustinus zich af. Als ik heilig zou zeggen in de zin van heiligmakend zonder iemand nodig te hebben die mij heiligt, zou ik hoogmoedig zijn en een leugenaar. Maar als heilig wordt opgevat in de zin van geheiligd, naar de woorden van het boek Leviticus: Weest heilig, omdat Ik, God, heilig ben; dan kan ook het Lichaam van Christus, tot de laatste mens aan het uiteinde van de aarde die verenigd is met het Hoofd en zich daaraan onderwerpt, volmondig zeggen: ik ben heilig [Augustinus, Enarrationes in psalmos, 85, 4 (PL 37, 1084)].

Heb de derde Persoon van de allerheiligste Drie-eenheid lief; luister in de intimiteit van je ziel naar de goddelijke ingevingen — zowel naar de aansporingen als de terechtwijzingen — en ga over de wegen van de aarde in het licht dat in je ziel is binnengekomen; de God van de hoop zal ons dan met vrede vullen, en door de kracht van de heilige Geest zal de hoop in ons steeds sterker worden (zie Rom 15, 13)

Jezus aan het kruis, met een Hart dat doorboord is uit liefde voor de mensen, is een duidelijk antwoord — woorden zijn hier overbodig — op de vraag naar de waarde van de dingen en van de mensen. De mensen, hun leven en hun geluk, zijn zoveel waard dat de Zoon van God zich overgeeft om hen te verlossen, te zuiveren en te verheffen. Wie zal zijn gewonde Hart niet beminnen? vroeg een mens van gebed zich af. En hij ging verder: Wie zal niet met liefde aan liefde beantwoorden? Wie zal zo’n zuiver Hart niet omhelzen? Wij, die van vlees zijn, zullen liefde met liefde vergelden. We zullen Degene die voor ons gewond werd, omhelzen. Degene wiens handen en voeten, wiens zijde en Hart door de goddelozen doorboord werden. Laten wij bidden dat Hij zich verwaardigt ons hart aan zich te binden door de band van de liefde en ons hart met een lans te doorsteken, want het is nog altijd hard en onboetvaardig [H. Bonaventura, Vitis mystica, 3, 11 (PL 184, 643)].

Liefhebbende harten hebben zich altijd met zulke gedachten, gevoelens en woorden tot Jezus gericht. Maar om die taal te verstaan, om werkelijk te begrijpen wat het menselijk hart is en wat het Hart van Christus en de liefde van God is, hebben we geloof en nederigheid nodig. Met geloof en nederigheid heeft de heilige Augustinus wereldwijd geroemde woorden voor ons nagelaten: Gij hebt ons geschapen, Heer, opdat wij van U zijn en ons hart heeft geen rust totdat het rust vindt in U [Confessiones, 1, 1, 1 (PL 32, 661)].

Als de mens niet nederig is pretendeert hij over God te beschikken, maar niet op de manier die Christus zelf voor ons mogelijk maakte toen Hij zei: Neemt en eet dit is mijn lichaam, (1 Kor 11, 24) maar veeleer door te proberen de grootheid van God tot menselijke afmetingen terug te brengen. De rede — de koude en blinde rede en niet de intelligentie die voortkomt uit het geloof, noch de gezonde intelligentie van de mens die de dingen op hun waarde kan schatten en liefhebben — verwordt tot de redeloosheid van de mens die zijn eigen armzalige ervaring als maatstaf neemt, die de waarheid over de mens omlaaghaalt en het hart met een korst bedekt, waardoor het ongevoelig wordt voor de inspiraties van de heilige Geest. Ons arme verstand zou verloren zijn als de macht van de barmhartige God het niet uit zijn ellende zou bevrijden: Ik geef u een nieuw hart en een nieuwe geest in uw binnenste; uw hart van steen haal Ik uit u weg, en Ik geef u een hart van vlees (Ez 36, 26). Bij deze beloften van de heilige Schrift krijgt de ziel weer licht en jubelt zij van blijdschap.

Ik ken de plannen die Ik met u heb: ze hebben uw heil op het oog, niet uw onheil, (Jer 29, 11) verklaart God door de mond van de profeet Jeremia. De liturgie betrekt deze woorden op Jezus, want in Hem wordt ons duidelijk hoe God ons liefheeft. Hij komt niet om ons te veroordelen en ons armzaligheid of kleinzieligheid te verwijten. Hij komt om ons te redden, te vergeven, te verontschuldigen en om ons vrede en vreugde te brengen. Als wij deze schitterende relatie van de Heer met zijn kinderen eenmaal gaan zien, zal ons hart als vanzelf veranderen en zal er voor onze ogen een nieuw panorama opengaan, vol reliëf, diepte en licht.